Columns & opinie
Column: Een student uit Aleppo
woensdag 28 januari 2015

Wat kun je als weerloze burger het beste doen in tijden van crisis, oorlog en ellende? Leren. Mensen hebben dat altijd geweten. Terwijl buiten de laarzen dreunden of de raketten raasden, zaten zij in hun schuilkelder een boek over lineaire algebra of het werk van Hölderlin te bestuderen. Het leidde niet alleen af, het leidde ook op: jullie kunnen wel lawaai maken en lichamen uiteen rijten, maar aan de beschaving bouwen wij verder in ons hoofd.

Leren is een onsterflijk ideaal. De geoloog Salomon Kroonenberg vertelt erover in zijn laatste boek, De binnenplaats van Babel. Kroonenberg - geboren aan de Witte Singel, waar nu veel Leidse talenopleidingen gevestigd zijn - heeft zijn leven lang een fascinatie gehad voor talen en er zich meerdere eigen gemaakt - net als zijn grootvader, die nog als arts in Theresienstadt Russisch aan het leren was.

Is die tijd voorbij? Ik geloof nog steeds in leren op een manier die ik nauwelijks durf te bekennen. Ja, het is naïef. Wanneer iedereen nu maar naar subtiele lezingen zou luisteren over de Indische wandelende tak, kwam het allemaal goed. Wie zou er nog een machinegeweer pakken wanneer hij duizend boeken gelezen had? Maak van de wereld een groot klaslokaal en we lossen met z’n allen al die toestanden rond het klimaat en de radicalisering en onderdrukking en honger wel op.

Eén ding is er in ieder geval veranderd. Voor leerverslaafden als ik, is er inmiddels het internet, waar je boeken kunt lezen, en artikelen, en wetenschapsnieuws kunt volgen, en fora voor collega’s, en lezingen kunt bekijken. Jaren heb ik al doorgebracht achter mijn beeldscherm om dingen te leren. Op mijn sterfbed hoop ik nog een cursus Roemeens open te slaan.

En dan zijn er sinds een paar jaar de moocs, de massive online open-access courses, waar de Universiteit Leiden ook in investeert: cursussen waarin de colleges grotendeels vervangen zijn door video’s, discussies door online fora en tentamens door online toetsen. Ik heb er de afgelopen maanden een paar gedaan: soms omdat ik een of andere statistische techniek wilde leren die ik ook kon toepassen, vaker omdat er allerlei onderwerpen zijn waar ik meer van wilde weten. Je voelt je op zo’n mooc-website als een kind in een kinderboekwinkel met een enorme stapel boekenbonnen. Oh, dit wil ik eigenlijk ook nog leren! Ah, daar moet ik ook nog tijd voor vrijmaken!

Ik mag er de komende maanden ook zelf een geven. De aanmeldingen zijn al begonnen en er is een Facebook-groep waar de toekomstige cursisten toestromen (‘Ik ben 76, woon in Arizona en doe momenteel een cursus Swahili’). Er is bij dat soort cursussen geen plaats voor cynisme. Je kunt het natuurlijk wel even proberen: wat moet de wereld met al dat gepruts aan de menselijke taal? Wat heb je eraan en wie zit erop te wachten?

Dat zijn allemaal vragen die het wel goed doen in de sociëteit, bedrijfskantine of tijdens een Nederlands verjaardagsfeestje, maar die je ineens niet meer goed kunt stellen in zo’n groep, waar zich net een student heeft voorgesteld die al zijn vrije tijd besteedt aan het bestuderen van allerlei vreemde talen; en dat een jonge vrouw blijkt te zijn die nog altijd gevestigd is in Aleppo.

Marc van Oostendorp is hoogleraar fonologische microvariatie