Wetenschap
Opinie: Terug naar de basis
De Nationale Wetenschapsagenda veroorzaakt een beauty contest waarbij universiteiten zich met hippe thema’s van elkaar onderscheiden, vreest Herman Overkleeft. Leiden moet doen waar het goed in is: hoogstaand fundamenteel onderzoek.
Herman Overkleeft
woensdag 21 januari 2015
Excellent Nederlands onderzoek zonder sturing: Christiaan Huygens’ buisloze telescoop, uit de zeventiende eeuw.

Na jaren van onrust en onzekerheid rondom de richting en sturing van academisch onderwijs en onderzoek zal na dit jaar iedere wetenschapper weten waar zij of hij aan toe is. Immers, in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zal dit jaar een heuse Nationale Wetenschapsagenda worden opgesteld. Een Roadmap 2025 waarin alle maatschappelijke problemen benoemd worden. Die aangeeft hoe we door met zijn allen de schouders eronder te zetten deze problemen tot ieders tevredenheid en met maatschappelijk en economisch gewin voor allen op gaan lossen.

Veel wetenschappers verzetten zich tegen de recent door OCW uitgebrachte wetenschapsvisie, die als opmaat voor de Nationale Wetenschapsagenda en in samenwerking met het algemeen bestuur van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) is opgesteld. Dit verzet is niet zozeer vanwege het uitblijven van extra financiële middelen, als wel vanwege de aanslag die gepleegd wordt op fundamenteel onderzoek. Onderzoek dat onmisbaar is voor de aanpak van de maatschappelijke problemen die in de Wetenschapsagenda zullen worden opgenomen.

En ja, ook wetenschappers weten die vragen prima te benoemen. Individuele onderzoekers – ook ondergetekende – wijzen daarom in grote meerderheid het hele idee van een wetenschapsagenda categorisch af. Kansloos verzet vrees ik, want er heerst al heel lang een maatschappelijk gestold wantrouwen jegens specialisten. Of je nu leraar of hoogleraar bent, het feit dat je een vak beheerst, betekent automatisch dat je geen zicht hebt op het grotere plaatje. Wetenschap behoeft volgens deze misvatting externe sturing, met de wetenschapsvisie als gevolg.

Gremia waarin wetenschappers sterk vertegenwoordigd zijn en waarmee beleidsmakers nog wel praten - de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW), de KNAW-jongeren, de club van Spinozaprijswinnaars - lijken het hoofd dan ook al in de schoot te hebben gelegd. Ze onderschrijven het belang van een wetenschapsagenda en pleiten voor een belangrijke plaats op deze agenda voor fundamenteel, ongebonden, door nieuwgierigheid gestuurd onderzoek.

Het kan zijn dat KNAW-leden en Spinozisten daadwerkelijk behoefte hebben aan sturing. Het lijkt mij waarschijnlijker dat men het onvermijdelijke inziet en probeert te redden wat er te redden valt. Hoe dan ook zal de wetenschapsagenda dit jaar een feit worden. En zullen we ons erop moeten voorbereiden.

Dat geldt óók voor onze universiteit. Zoals gezegd, er komt geen extra geld. Wel wordt er met geld geschoven. Het meest in het oog springend zijn de voorgenomen wijzigingen in de structuur van NWO. Minder opvallend, echter minstens zo relevant, is de opdracht aan universiteiten zich te profileren. De financiële prikkel hiertoe wordt gevonden in de promotiepremie: deze zal worden afgetopt en het vrijgekomen geld kan een universiteit terugverdienen door zich te onderscheiden.

Op het eerste gezicht lijkt dat voor de Universiteit Leiden niet zo’n ingewikkelde opgave. Immers, we hebben al zes profielthema’s. Simpelweg deze thema’s leidend maken in de aanstaande beauty contest tussen universiteiten is echter onwenselijk, al is het maar omdat ze weinig onderscheidend zullen zijn. Want gezondheid, een duurzame samenleving en grip op complexiteit, dat zullen thema’s zijn waar iedere universiteit voor zal gaan. Het moet dus anders.

En het kán ook anders. Om dat in te zien moeten we nog eens kijken naar de basisgedachte achter de wetenschapsvisie van OCW. Die luidt namelijk dat complexe maatschappelijke problemen alleen kunnen worden opgelost door een geïntegreerde aanpak waarin wetenschappers van verschillende komaf op hoog niveau samenwerken. Interdisciplinair onderzoek dus, top-down gestuurd en thematisch van opzet. Dit is de reden waarom NWO op de schop moet, en dit zal terug te zien zijn in de aard van tweede geldstroomsubsidies. Minder projecten, meer programma’s, minder monodisciplinair en meer multidisciplinair. En ongeacht de wenselijkheid van een zo drastische ombuiging van de tweede geldstroom staat één ding buiten kijf: goed interdisciplinair onderzoek kan niet bestaan zonder een stevig fundament van monodisciplines. En juist de monodisciplines zijn gebaat bij fundamenteel, nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek.

In dit licht bezien zou de Pavlovreactie van iedere universiteit op de wetenschapsvisie moeten zijn: investeren in de basis. De realiteit zal waarschijnlijk anders zijn: universiteitsbestuurders zullen zich uitputten in thema’s als ‘healthy aging’ en ‘renewable economy’. Ze zullen zich, met andere woorden, committeren aan de doelen van de wetenschapsagenda zonder zich rekenschap te geven van de onderliggende wetenschappelijke basis die nodig is om die doelen überhaupt te kunnen halen.

En dáár ligt een mooie kans voor onze Leidse universiteit. Onze universiteit blinkt van oudsher uit in hoogstaand monodisciplinair en fundamenteel onderzoek. Ook vandaag blijkt dat uit het bovengemiddeld hoge aantal wetenschappers met een beurs van de European Research Council, of een Spinozaprijs. Vanuit dit wetenschappelijk fundament zijn deze wetenschappers uitstekend in staat bij te dragen, ja zelfs het voortouw te nemen, in interdisciplinaire consortia waarbinnen relevante maatschappelijke vragen worden aangepakt.

Dit blijkt uit het recente – en ook bovengemiddelde – succes waarin Leidse wetenschappers participeren in Zwaartekrachtprogramma’s, ERC Synergy-programma’s en andere thematische consortia zoals het door het ministerie van Economische Zaken gefinancierde programma ‘Artificial Leaf’. Al deze activiteiten worden ontplooid door wetenschappers die de afgelopen pakweg twintig jaar de gelegenheid hebben gekregen hun eigen fundamentele discipline uit te bouwen, om van daaruit bruggen te slaan.

Het zou van moed en verantwoordelijkheidsgevoel getuigen als de Leidse universiteit zich zou profileren met het versterken van die fundamentele basis. Op het investeren in opleidingen waarin deze basis centraal staat, en in het aantrekken van jong onderzoekstalent dat vanuit een fundamentele basis de vleugels uitslaat. Bijdragen aan de maatschappelijke thema’s zoals in de wetenschapsagenda zullen worden verwoord, komen dan als vanzelf.

Herman Overkleeft is hoogleraar Bio-organische chemie aan het Leiden Instituut voor Chemisch Onderzoek