Wetenschap
En hoe zit het met de kerstster?
Deuitbarsting bij Eta Carinae in 1841 blijft raadselachtig. Meestal lukt het historisch sterrenkundigen juist wel om achteraf een verklaring te vinden voor hemelverschijnselen. Soms zelfs te veel verklaringen, zoals bij de ‘ster’ van Betlehem.
woensdag 17 december 2014

Het herdenken van de geboorte van Jezus is schijnbaar niet compleet zonder de kerstster, die de wijzen uit het Oosten naar de geboorteplaats leidde. Over die ster zelf staat veel minder in de Bijbel dan je op grond van miljoenen kerstkaarten zou denken.

Het meeste is nog te vinden in het Evangelie volgens Matteüs. ‘(De wijzen) vroegen: “Waar is de pasgeboren koning van de Joden? Want wij hebben zijn ster zien opkomen en wij zijn gekomen om Hem te huldigen.” Toen koning Herodes hiervan hoorde, schrok hij, en heel Jeruzalem met hem.’ Dat klinkt niet alsof er een enorme lichtbron in de lucht hing, want dat zou Herodes en de rest van Jeruzalem toch zijn opgevallen.

Was er dan wel iets anders dat die wijzen hadden gezien? En zo ja, wat dan?

Er bestaat een klein zijtakje van de sterrenkunde dat niets liever doet dan het uitpluizen van historische observaties aan de hemel. De beschrijving van de Romeinse schrijver Plinius de Oudere, van een reusachtige steen die ineens neerviel in het stadje Aegospotami, in 468 voor Christus? Vermoedelijk de komeet van Halley, die elke 75 jaar langs de aarde komt. Chinese waarnemingen uit 1054, over een plotseling opgedoken heldere ster? Vrijwel zeker een ontploffende ster – een supernova – op de plek waar nu de Krabnevel te zien is.

En de ‘ster’ van Betlehem? Waarschijnlijk was het geen vuurbal of vallende ster, want de wijzen zien hem in het Bijbelse verhaal meerdere nachten na elkaar. Historici die door Chinese en Koreaanse sterrenkijkverslagen speuren, vonden verwijzingen naar een ‘borstelster’ (een komeet, nemen we aan) en een ‘gastster’ (vermoedelijk een nova), beiden iets voor het begin van onze jaartelling. Probleem daarbij is dat onduidelijk is of die dingen ook zichtbaar waren in het nabije Oosten: er is geen historisch bewijs dat ze daar zijn gezien.

De Britse astronoom David Hughes reconstrueerde de sterrenhemel van het jaar 7 voor nul, en zag dat de planeten Jupiter en Saturnus toen drie keer op één lijn stonden. Uit historische bronnen wist hij dat aan die planeten belangrijke astrologische rollen werden toegekend in Babylon, waar de ‘wijzen’ vermoedelijk vandaan kwamen. Zo’n driedubbele conjunctie komt maar eens in de 900 jaar voor.

Bij gebrek aan een overgebleven verklaring van de Babyloniërs zelf, kunnen historici en sterrenkundigen elkaar hier nog jaren mee vermaken. Een kersttraditie, zo u wil.