Studentenleven
Op schoot bij de preses
Sabine van Holsteijn, beter bekend als De Verenigingsverzamelaar, trekt door het hele land op zoek naar souvenirs van studenten. Vorige maand ging ze viral op Facebook. ‘Iedereen wil met me op de foto.’
woensdag 26 november 2014

In Groningen schijn ik een hele fangroep te hebben’, vertelt Sabine van Holsteijn (20) uit Delft. ‘Ze hebben al zeker tien keer gevraagd: “Wij zijn je fans, wanneer kom je hierheen?”’ De Groningse studenten stuurden alvast stickers, bierviltjes en een fles Beerenburg vooruit voor haar indrukwekkende collectie. Als De Verenigingsverzamelaar ging Van Holsteijn in september en oktober viral op Facebook. ‘Een tijdlang had ik elf likers, toen vijftig, toen vijfhonderd, nu meer dan 2500.’ Ook op de campus van de TU-Delft kan ze niet meer ongestoord zitten. ‘Iedereen wil met me op de foto. Terwijl, ik ben gewoon ik. Ik zie mezelf niet als bijzonder.’ Een aanbod van Man Bijt Hond sloeg ze dan ook af. ‘Dat heeft niets met studenten te maken.’

Vandaag zit Feesttent van Kraantje Pappie al de hele ochtend in haar hoofd. ‘Er staat een algemeen bezoek aan Minerva op de planning, en die sociëteit wordt de Tent genoemd, vandaar. Ik mag een lustrumboek ophalen. Tijdens de El Cid hadden ze daar geen tijd voor.’ Vervolgens gaat haar toer langs een Minervahuis, een Augustinushuis en tenslotte de sociëteit van Quintus. Zodra ze het station uitloopt, zingt ze alweer iets anders: ‘Lalala Leiden, here we come!’

We, dat zijn Van Holsteijn en een vriendin, die graag anoniem wil blijven. ‘Ik heb niets met de studentenwereld. Daar wil ik niet in belanden’, is alles wat ze kwijt wil. Ze komt vooral mee om te helpen dragen. ‘En aangezien zij wel studeert, kunnen we samen met korting reizen’, zegt Van Holsteijn.

Het begon aan het eind van de zomervakantie van 2007, die een week langer duurde, omdat ze naar de brugklas ging. ‘In de stad zag ik overal mooie vlaggen hangen, die ik begon te fotograferen. Ze bleken van studentenverenigingen te zijn. De OWee was begonnen.’ Oftewel: de Delftse El Cid-week. Haar interesse was gewekt, maar pas twee jaar later keek ze verder dan de vlaggen. ‘Verenigingsjongens, daar val ik echt op. Dat halflange haar, die leuke lach.’

Na vlaggen volgden foto’s met haar idolen en inmiddels heeft ze 172 almanakken. ‘186 als je de dubbele meetelt.’ Ze woont nog bij haar ouders. ‘Al groeit mijn verzameling langzamerhand het huis uit. Behalve een bed en een bureau en een stoel vol restposters en gadgets, staan in mijn kamer almanakkenkast 1 en almanakkenkast 2. Een derde staat buiten mijn kamer, net als een kledingkast waarin ik verenigingenshirts bewaar.’ Delft is al lang te klein voor De Verenigingsverzamelaar. ‘In 2011 ging ik nationaal.’

Telkens met een grote rugzak om te vullen, haar fototoestel en haar El Cid-2013-schoudertas. ‘Zonder vangst, geen bezoek. Dat weten vrienden in andere steden ook. Soms, als ik er dan toch ben, loop ik wel een rondje. Behalve als het boutweer is, of als ik in Rotterdam ben. Die stad vind ik echt niks. Behalve de verenigingen dan. Zodra ik mijn spullen heb, ben ik weg.’

Een keer liep ze zelf mee tijdens een introweek. ‘De El Cid, in 2013. Ik zou toen gaan studeren aan de Leidse Hogeschool, maar daar bleek ik helemaal verkeerd te zitten. Met het leenstelsel en al dat gedonder zit een andere studie er niet meer in.’ Ze heeft al wel een MBO4-diploma, als onderwijsassistent, maar voorlopig werkt ze in een biologische supermarkt. ‘Liever zou ik lekker een beetje knutselen en voorlezen, maar daar zijn nauwelijks banen in te vinden. Het geeft niet, ik heb een geweldige hobby.’

Een paar minuten te vroeg arriveert ze bij Minerva. De deur staat open en er is niemand te bekennen. ‘Wow’, fluistert ze, terwijl ze de brede trappen oploopt. ‘Dit is toch het grote Minerva.’ Haar vriendin blijft buiten wachten.

‘Leuk je te ontmoeten!’ zegt ab-actis Aimée Peterse, terwijl ze een paar El Cid-boekjes, een waaier en een vlag van het lustrum overhandigt. Andere verenigingsverzamelaars zijn Peterse niet bekend. ‘Zij is de eerste.’ Van Holsteijn knikt. ‘Ik ben uniek.’ De lustrumboeken zijn helaas op. Om half een, wanneer de afspraak eigenlijk gepland stond, staat ze alweer buiten. ‘Precies zoals ik Minerva ken: kort en krachtig.’ Ze baalt van het lustrumboek. ‘Maar die vlag is supermooi, die past mooi naast die van SSR Leiden.’

Op haar website staat een hele jaarplanning van haar bezoeken én een overzicht van items die nog ontbreken. ‘Ik wil ook heel graag één keer naar een verenigingsgala. Een jurk heb ik al: een heel mooie, blauwe, lange, die slechts een schouder bedekt. Nu nog een galadate.’ Op Facebook kreeg ze al aanbiedingen, maar vooralsnog geen serieuze. Het liefst zou ze trouwens met een specifieke president gaan. ‘Kijk!’ zegt ze, terwijl ze het ontgrendelingsscherm van haar telefoon laat zien. Op de foto zit ze op zijn schoot. ‘Hij weet ervan, maar wat hij zelf vindt, weet ik niet.’

Haar vrienden ‘boeit het niet zoveel’, die hobby. ‘Ze weten dat het belangrijk voor me is. Maar er zijn wel haters. Die posten dingen op Facebook, onder epische foto’s waarop ik met besturen poseer. Dat ik alles zomaar krijg, niet eens iets kom jatten. Ik heb ook al een paar keer valse uitnodigingen gekregen voor dispuutsfeesten.’ Ze kríjgt overigens niet alles. ‘Ik ga er niet op beknibbelen. Een van mijn mooiste objecten is een gedenkboek van tweehonderd jaar Minerva. Dat was bijna vijftig euro. Het boek van honderd jaar corps in Rotterdam zou ik ook nog willen, maar dat is tachtig euro.’

Later die middag brengt ze een ongepland bliksembezoek aan Huize Mummiezicht, het Quintus/Augustinushuis waar ze tijdens de El Cid van 2013 sliep. Bij het Minervahuis waar ze had afgesproken deed namelijk niemand open. ‘En het Augustinushuis heeft zich inmiddels via Facebook afgemeld.’ Een half uur zat ze met haar vriendin aan een gracht. ‘Maar ik was niet van plan om dat nóg twee uur vol te houden.’ Dus klopte ze vast aan bij Quintus. ‘Ik legde de situatie uit en kreeg te horen: “Wacht hier.” Uiteindelijk waren alle bestuursleden helemaal enthousiast en gingen we eerst langs mijn oude sleep-in-huis.’

Niet overal wordt ze zo warm onthaald. ‘Augustinus wilde ik om die reden vorige zomer bijna uit mijn verzameling degraderen.’ De vorige voorzitter wist dat net op tijd te voorkomen. ‘Hij zei: we spreken af en we zetten het recht.’ Nog steeds is haar Augustinuscollectie niet compleet: ‘Ik mis nog drie almanakken. Best een gat in mijn collectie. Die van 2014 was gewoon op. Zuur.’

Een aantal bewoners van Huize Mummiezicht zit net aan de keukentafel met een stapel tosti’s. ‘Waarom ben je zelf eigenlijk nergens lid?’ wil een meisje weten. ‘Ik besloot een jaar te wachten en intussen stopte ik met mijn studie, anders was ik bij Quintus gegaan’, antwoordt Van Holsteijn. Caduta Massi is haar favoriete dispuut. ‘Welke verenigingen hangen er boven je bed?’ vraagt een ander. Maar tussen alle posters, vlaggen, stickers en andere verenigingsprullaria is juist de ruimte boven haar bed toch echt voorbehouden aan foto’s van vrienden en familie. ‘Oké, en een paar foto’s met voorzitters natuurlijk.’

Het begint al te schemeren als ze, kromlopend onder haar enorme rugzak, weer terug op het station is. ‘Vooral almanakken’, zegt ze. Quintus loopt nu gelijk met Unitas Amsterdam in haar collectie, ze hebben er allebei zestien.

‘Het begon fout’, blikt ze terug op de dag. ‘Ik was dus even bij Minerva, maar toen ik bij dat huisbezoek voor een dichte deur stond, had ik er wel zwaar de tering in. Quintus heeft echt mijn dag gered.’ Ze werd er uitgebreid rondgeleid. ‘En ik kreeg allerlei lustrumgadgets. De poster waar die opstonden had ik al, maar nu heb ik dus ook het shirt, de trui en het baseballjasje. De pet en de joggingbroek moest ik vanwege mijn budget afslaan. Drie dagen spierpijn straks, maar dat is het helemaal waard.’ De trein terug naar Delft vertrekt bijna. Haar vriendin zegt nog steeds niets.

Plannen voor een verenigingsmuseum of iets dergelijks heeft Van Holsteijn niet. ‘Nooit aan gedacht eigenlijk. Als ik het zou doen, dan wel in eigen beheer. Ik zou het niet overleven als mensen slordig omgaan met mijn almanakkenverzameling. Niemand mag mijn spullen aanraken. En ik heb een erecode voor mezelf: informatie uit almanakken verspreid ik natuurlijk niet.’ Over de langere termijn heeft ze wel nagedacht. ‘Als ik doodga, schenk ik mijn collectie aan het Delftsch Studenten Corps. Behalve publicaties waarin ik zelf sta. Die almanakken, en ook deze Mare, neem ik mee in mijn kist.’

Door Marleen van Wesel

Sabines eigen website vind je hier