Achtergrond
Boos, depressief, of allebei
Depressies gaan vaak gepaard met boosheid. Promovenda Floor Verhoeven wilde de verschillen tussen boze en niet-boze patiënten in kaart brengen. ‘Een enkeling ging huilen, heel sneu.’
Petra Meijer
woensdag 5 november 2014

Dertig tot 40 procent van de mensen met een depressie heeft last van boosheid. ‘Ze zoeken sneller ruzie, schreeuwen, of weten zich moeilijk in te houden. Ik heb iemand gesproken die in de kroeg met een glas bier gooide, en zelfs iemand die tijdens een depressie de kinderen begon te slaan. Die mensen herkenden zich totaal niet in wat zelf ze deden’, zegt Floor Verhoeven, die deze week promoveert op haar onderzoek naar boosheid bij somberheid.

Meer dan een op de zeven mensen krijgt in zijn leven een depressie. ‘Iemand is depressief als hij een van de twee kernsymptomen uit het diagnosehandboek DSM heeft, in combinatie met vier andere symptomen. Er zijn er elf in totaal. In theorie kunnen twee mensen met een depressie dus geen enkel symptoom met elkaar gemeen hebben.’

Tot haar grote verbazing kwam ze in de bibliotheek van museum Boerhaave boeken van psychiaters Kraepelin en Freud tegen waarin al beschreven werd dat boosheid samenhangt met depressie. ‘Maar boosheid geldt niet als een van de elf symptomen. Bij kinderen wel. De vraag is: wanneer stop je het in zo’n classificatiesysteem? Is depressie in combinatie met boosheid een subtype van depressie?’

Verhoeven en co besloten de verschillen tussen depressieve mensen die last hebben van boosheid en depressiepatiënten zonder boosheid in kaart te brengen. ‘Allereerst gebruikten we een grote dataset die over meerdere jaren verzameld is, de NESDA. We ontdekten dat mensen die boos waren tijdens hun depressie, relatief vaker angstige gevoelens of angststoornissen hadden.’

Ook zette de onderzoeksgroep zelf een experiment op. ‘We gaven de deelnemers een smerig drankje, dat aminozuren bevatte. Maar het drankje bevatte geen tryptofaan, een van de bouwstenen van serotonine, dat onze stemming regelt. Omdat de proefpersonen de rest van de dag een speciaal dieet kregen ontstond er een tryptofaantekort. Daardoor wordt er ook minder serotonine aangemaakt, wat gedeeltelijk ten grondslag lijkt te liggen aan depressie.’

Verhoeven geeft toe dat het geen pretje was om een van haar proefpersonen te zijn. ‘Het drankje stonk naar zwavel. We koelden het af naar 5 graden om de stank te beperken, maar ik heb het zelf ook een keer gedronken en het bleef vies. De deelnemers kregen een half uur de tijd om het op te drinken. Je moet het eigenlijk gewoon in een keer achterover slaan, maar ik had zelf het volle half uur nodig om het weg te krijgen. In plaats van het drankje hadden we ze ook vijftig capsules kunnen laten slikken, dat is ook niet fijn. Maar in een volgend experiment zou ik dat wel overwegen.’

Een kwart van de participanten werd dan ook misselijk van het vieze drankje. ‘Na vijfenvijftig minuten had je zo’n kritiek moment: alles kwam er in een keer uit óf het bleef binnen. Mijn onderzoek was in ieder geval zeker niet saai.’

Geheel volgens de verwachting kreeg een deel van de deelnemers door het drankje een somber gevoel. ‘Het drankje werd gegeven aan mensen die gevoelig zijn voor depressie. Het tekort aan tryptofaan gaat na vijf of zes uur ongeveer werken. Ongeveer de helft van de mensen zag je somber worden. Een enkeling ging zelfs huilen, heel sneu.’

De effecten waren echter van korte duur en voor een goed doel. De onderzoekers ontdekten namelijk dat de mensen die tijdens een depressie boze gevoelens hadden, gevoeliger waren voor effecten van het drankje dan de groep mensen die tijdens een depressie geen boze gevoelens hadden. ‘Die gevoelens gingen bovendien vaak gepaard met een lager testosteron-gehalte.’

Vreemd genoeg werden de participanten niet boos. ‘Eigenlijk zou ik het experiment in de toekomst willen herhalen, maar dan met een provocatietaak om te kijken of ze ook sneller boos worden. Je kunt iemand bijvoorbeeld op de computer geld laten verdelen en dat vervolgens virtueel door iemand anders af laten pakken. Vervolgens kun je de proefpersoon vragen hoeveel tabasco of sambal hij deze persoon wil laten eten, om te meten hoe geïrriteerd iemand is.’

Tot slot onderzocht Verhoeven een Leidse dataset. ‘Er is een gen, MAOA, dat codeert voor een enzym dat de afbraak van neurotransmitters reguleert, waaronder serotonine. Van dit gen bestaan varianten die tot efficiënte of minder efficiënte afbraak leiden. Uit eerder onderzoek bleken mannen met een laag-efficiënte afbraak die in hun jeugd mishandeld waren, vaker agressief vertoonden. Er is ook literatuur die bij vrouwen een omgekeerd effect suggereert. We wilden dit onderzoek graag repliceren door te kijken in hoeverre de mate van agressie, depressie-reactiviteit, het MAOA gen en traumatische ervaringen samenhangen.’

Bij vrouwen bleek een hoog-efficiënte variant van het gen een risicofactor voor agressie als iemand zich somberder voelde. En als iemand een traumatische ervaring had, dan scoorde zij nog hoger. Bij mannen werd er geen verschil gevonden.

Dat boze depressieve mensen verschillen van niet-boze depressieve mensen, wil niet zeggen dat Verhoeven voor een nieuwe subcategorie pleit.

‘Depressie gekenmerkt door boosheid lijkt niet zozeer een subtype, als wel een ernstigere vorm van depressie. En het is pas nuttig om een nieuw label te hanteren als je meer kunt zeggen over hoe je de behandeling zou moeten aanpassen.’