Columns & opinie
Wisselcolumn: De schoonheid van falen
woensdag 29 oktober 2014

Een plek om te dromen. Een intellectuele vrijhaven. Een blender voor alle vormen van talent. Zo stelde ik me, als vijftienjarig jongetje, de universiteit voor.

Zoals elke puber werd ik op dat moment omringd door onbegrijpende sufferds die al te veel op mezelf leken, zodat ik steeds meer uitkeek naar mijn afstuderen. Op de collegebanken zou ik eindelijk interessante mensen tegenkomen. Ik zou het met gelijk- en hooggestemden over grootse boeken kunnen hebben, obscure poëzie, en we zouden elkaar op een zolderkamertje (en uiteraard bij kaarslicht) onze eigen teksten voorlezen. Ook zouden we een geheimzinnig literair clubje oprichten, en als we jong stierven, kwam dat de faam en het mysterie van ons clubje alleen maar ten goede.

In mijn eindexamenjaar sloop echter de eerste twijfel binnen. Zou iedereen op de letterenfaculteit er wel zo over denken als ik? Waren mijn ouders echt zo beklemmend, mijn vrienden werkelijk hopeloos ongeletterd? Misschien was mijn huidige situatie nog zo slecht niet. Kortom, ik proefde voor het eerst in mijn leven de smaak van heimwee. Echt heimwee. Echt heimwee is niet de spijt om de dingen die voorbij zijn, maar om de dingen die aan het voorbijgaan zijn.

Door dat heimwee werden de introductieweken aan de universiteit een sof. Mijn medestudenten bleken, hoewel ik het niet voor mogelijk had gehouden, nog dommer en saaier dan alle onverlaten van de middelbare school bij elkaar. Teleurgesteld trok ik me dan ook terug, vastbesloten op zijn minst vast te houden aan een deel van het originele plan: een miskend genie worden op mijn zolderkamer.

Na enkele maanden besefte ik echter dat zelfs miskenning de hulp van een ander vergt. Ik was immers jong en wilde actief miskend worden. Zo besloot ik om me na een tijdje toch weer onder mijn medestudenten te mengen.

Tot mijn eigen verbazing werd het een succes. Ik maakte nieuwe vrienden en er zaten zowaar enkele hooggestemde dichters-in-de-dop tussen. Het lezen van elkaars werk was er voorlopig nog niet bij, maar we waren duidelijk op de goede weg met al die leestips en grote toekomstvisioenen die we uitwisselden.

Tot een mysterieus literair groepje kwam het in de loop der jaren echter nooit. Integendeel. Velen ontgroeiden hun schrijfdroom; anderen bleken vooral talent te hebben voor de alcoholische bijzaken van het schrijversleven.

Toen ik mijn eerste roman publiceerde, bleef er nog slechts een handvol hardnekkige dromers over. Ze waren vijfentwintig, nog steeds ongepubliceerd, hadden onderweg glansrijk hun studie verprutst, maar ze bralden nog steeds elke avond over het grootse leven. Omdat ze door de meerderheid nogal zielig werden gevonden, kreeg ik juist sympathie voor hen. Zij bleven doelbewust dromen, terwijl wij ondertussen hadden geleerd dat de universiteit helemaal geen plek is om dat te doen. Aan de universiteit doe je het tegendeel van dromen, met name dromen realiseren.

Toen ik dat besefte, wilde ik bijna dat ik gefaald had.

Ik stond dan, in tegenstelling tot die naïeve dromers, wel aan het begin van wat sommigen zo fraai een ‘literaire carrière’ noemen, maar dat wilde ik niet. Niet helemaal. Ik besefte dat ik, meer nog dan een literaire loopbaan, wilde dromen van een literaire loopbaan. Ik was een pad ingeslagen en kon niet meer terug, terwijl die anderen aan het begin van niets stonden en dus veel vrijer waren. Alleen wie niets heeft bereikt, kan nog alle kanten op.

Dus lieve studenten, vrees niet te falen. Blijf jong. Realiseer niets. Juich als je gezakt bent. Want zelfs de mooiste weg weegt niet op tegen het punt waar je nog alle wegen op kunt.

Yannick Dangre

debuteerde met de roman Vulkaanvrucht die de Debuutprijs won. Zijn dichtbundel Meisje dat ik nog moet werd genomineerd voor de C.Buddingh’-prijs en won de Herman De Coninckprijs. In september 2012 verscheen zijn tweede roman Maartse kamers.

Dangre is een van de acht gastschrijvers die dit jaar colleges geven in Leiden. De anderen zijn: Hanna Bervoets (haar column staat hier), Nina Polak, Hassan Bahara, Philip Huff, Franca Treur, Niña Weijers en Kira Wuck. Op 20 november spreken ze tijdens de dertigste Verwey-lezing - dit jaar als leesclub - over hun werk. Zie: bit.ly/1Chwi9X