Achtergrond
Help! Het huis huilt!
Deuren die spontaan openwaaien of dichtslaan, geklop op de ramen, en rondwarende geesten. Met Halloween op komst ging Mare op zoek naar spookverhalen in studentenhuizen. ‘Niemand durft achter dit luik te kijken.’
Marleen van Wesel
woensdag 29 oktober 2014

‘Onze binnenplaats is echt behekst. Rond half vier ’s nachts schrok ik een keer wakker van de bliksem. Toen zag ik een varkenskop in de tuin liggen’, vertelt Aimée Bakker (22, rechten). ‘Al was dat misschien een grap van de achterburen.’

Pas viel er rond middernacht een spiegel van de muur, het raam naast het washok klappert voortdurend en soms zwaait de branddeur plotseling open. Het hoort wel bij het Heksenpand aan het Rapenburg. ‘Eigenlijk missen we alleen nog een zwarte kat’, zegt Rosemarie Derks (23, rechten). ‘Maar ja, iemand is allergisch.’ Twintig paar ogen richten zich op de eenentwintigste huisgenoot.

Meer studentenhuizen hullen zich in een griezelig sfeertje zodra de dagen korter worden en Halloween, of het Katholieke Allerheiligen en Allerzielen, het Mexicaanse Día de los Muertos en de Keltische gedenkdag Samhain naderen. Zoals het klooster aan de Vrouwenweg, dat deze week pas uit de mist opdoemt als je er bijna bent. Een kat schiet weg tussen de gevallen herfstbladeren. Ooit was het van de Orde der Kruisheren, sinds dertig jaar wonen er studenten.

‘In de tussentijd is het een inrichting geweest’, weet student-beheerder Dave Doppenberg. Met zijn sleutelbos opent hij de deur naar de kelder. ‘Die is redelijk scary. Je vindt er nog potjes en andere overblijfselen uit eerdere tijden.’ Op de betonnen vloer, die onder water staat, ligt een oud ligbad. De stilte, afgezien van het geluid van regelmatig vallende druppels, wordt doorbroken door een donderend kabaal. ‘De cv’, verklaart Doppenberg. Achter een scheef hangend oranje gordijn en een paar spinnenwebben zit een lage donkere ruimte. Erboven hangen vergeelde kattenplaatjes. De wanden zijn niet te zien, maar volgens Doppenberg loopt de kruipruimte onder het hele klooster door.

Van de geschiedenis van het Heksenpand kennen de bewoners alleen de tijd dat het nog een gemengd huis was. ‘Dertig jaar geleden hebben onze voorgangsters alle mannen weggejaagd. Dat leverde de bijnaam “heksen” op’, vertelt Kira van Hof (21, geneeskunde). ‘Sindsdien neemt iedereen die terugkomt van vakantie een heks mee.’ De flinke collectie hangt normaal aan het plafond van de fusie, maar maakt momenteel heel even plaats voor verfwerkzaamheden. ‘Soms valt er wel eens een heks van het plafond, recht in je eten. We hebben er ook een met een batterij. Die begint ineens te lachen’, zegt Derks. ‘En als het vrijdag de dertiende is, of Halloween, trekken we onze heksenoutfits aan en bereiden we een heksendiner.’ Van Hof: ‘Dan mengen we zwarte kleurstof door de aardappelpuree en hollen we pompoenen uit.’

Doppenberg is intussen via de brede, statige trappen van het klooster op zijn eigen gang aanbeland. ‘De ernstigste gevallen, met schizofrenie en andere zware mentale stoornissen, woonden juist hier op de bovenste verdiepingen. In dwangbuizen, op kamers bedekt met kussens. Je hoorde hen soms nog schreeuwen als de zon opkwam.’ Hij klopt op de muur. ‘Triplex. Vroeger zaten er ramen, zodat de verplegers konden zien of patiënten niet hun eigen handen op zaten te eten, of zo.’ Openzwaaiende deuren worden toegeschreven aan een student die een paar jaar geleden zelfmoord pleegde. ‘In de kapel was dat. Ik heb zelf de deur niet hoeven openen, maar dat was redelijk nasty.’

Ook bij de sociëteit van Augustinus hoort een tragisch verhaal. ‘Over Antje, het dienstmeisje dat zwanger werd van de pastoor’, vertelt bestuurslid Gijs Dreijer. ‘Van oorsprong zijn we een katholieke vereniging. Vroeger woonde hier een zogenaamde moderator, die voorging in de dienst en het pand beheerde.’ En die kreeg dus een verhouding met Antje. ‘Zij raakte zwanger, wat een enorme schande was. Uit schaamte heeft ze zichzelf verhangen op de zolder. Haar geest zou hier nog altijd rondwaren. Soms slaat er een deur plotseling dicht. Misschien is het vooral een spookverhaal.’ Een jaartal bij dit verhaal weet hij dan ook niet, een tijdstip wel. ‘Om veertien voor elf trekt het Augustinusbestuur zich op borrelavonden daarom nog altijd even terug in de bestuurskamer. Als een klein moment van rust. Dan toosten we op Antje voor we weer terugkeren.’

Door de gangen van het voormalige Sint Elisabethziekenhuis, waar nu café Olivier zit en daarachter, zou dan weer de geest van een Duitse gevechtspiloot sluimeren, weet Peter Mulder van studentenhuisvester DUWO. De 25-jarige Werner Lucas, die meer dan honderd Britse en Amerikaanse vliegtuigen neerschoot, werd zelf in oktober 1943 boven Leiden uit de lucht geschoten. Zijn vliegtuig schampte het dak van het ziekenhuis, maar boorde zich wonderlijk genoeg net ernaast diep in de grond. Alleen zijn hand en een stukje van het dashboard werden teruggevonden. ‘Vroegere studentbewoners zagen er soms ook nonnen door de kelders zweven’, zegt Mulder. ‘Daar was vroeger het mortuarium.’ Bij de internationale studenten die er tegenwoordig wonen leven de verhalen inmiddels niet echt meer.

‘Ach, misschien heb je mensen nodig die dingen wíllen zien’, denkt Doppenberg. ‘Bij het klooster helpt het dat het tamelijk afgelegen is. En als het huis in de herfst begint te huilen, dat is bijna Disney.’ Hij doelt op het effect van de tocht die door het hele gebouw trekt, wanneer iemand tijdens een storm per ongeluk de buitendeur laat openstaan. ‘Deuren zwaaien open en je hoort het hele huis loeien en huilen.’

‘Onze huisgenoot uit de kleinste kamer is ervan overtuigd dat ze entiteiten voelde’, vertelt Derks in het Heksenpand. Het zolderkamertje heeft een serene, lichte inrichting, maar buiten is het donker.

‘Op een avond hoorde ik plotseling geklop op het raam’, vertelt Bakker. ‘Dat was echt het engste ooit. Maar het was een grapje.’ Vlak voor het raam langs loopt namelijk de brandtrap. In het plafond van Derks’ kamer zit een mysterieus luik. ‘Niemand heeft er ooit achter durven kijken of voelen. Eén keer, een heel klein stukje. Toen hing het plotseling open. We vonden kranten uit 1982. We geloven dat er een man achter het luik zit, die nooit is vertrokken’, zegt ze.

Geen van de 21 meiden durft in haar eentje thuis te zijn. ‘Het is zó groot en álles kraakt,’ zegt Bakker. ‘Een keer ben ik alleen thuis geweest’, zegt Derks. ‘Een uurtje, met kerstmis, toen de rest al vertrokken was. Zó eng.’

Maar het állerengst aan het Heksenpand vindt ze de muizen. Haar huisgenoten knikken. ‘Als je alleen op de bank zit, zie je ze door de keuken kruipen.’