Wetenschap
Hij zat vast vanwege dit kapsel
Historica Coreline Boot deed onderzoek naar de opmars van dienstweigeraars, sabotage en opstandige soldaten. ‘Defensie stond in zijn hemd.’
Vincent Bongers
woensdag 15 oktober 2014
Rinus Wehrmann weigerde zijn haar kort te knippen en werd door de krijgsraad veroordeeld tot 21 maanden cel. In hoger beroep kreeg hij één week gevangenisstraf voor het weigeren van een dienstbevel.

In 1971 moest Rinus Wehrmann het leger in. Er was alleen één probleem: zijn haren. Die reikten namelijk tot aan zijn schouders, en dat was niet toegestaan bij dienstplichtigen. Toen Wehrmann weigerde naar de kapper te gaan, moest voor de krijgsraad verschijnen. Daar werd hij veroordeeld tot 21 maanden cel.

Historica Coreline Boot promoveerde vorige week op een onderzoek naar kritiek op de Nederlandse krijgsmacht in de periode 1945-1989. Ze kreeg als eerste onderzoeker toegang tot de archieven van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.

‘Vanaf midden jaren zestig kreeg je allerlei activistische organisaties in het leger die protesteerden tegen de militaire cultuur’, zegt Boot. ‘De eerste was de Vereniging van Dienstplichtige Militairen (VVDM) in 1966. Een jaar daarop werd de Bond voor Dienstweigeraars (BVD) opgericht. Maar ook buiten de krijgsmacht kwamen er allerlei protestbewegingen die actie voerden.

‘In deze periode werd de Koude Oorlog net wat minder heftig. Een deel van de dienstplichtigen vroeg zich af: "Zijn wij nog wel nodig?" Ze voelden zich veel meer burger in uniform dan soldaat. Een deel verzette zich tegen militaire tradities. Zo waren soldaten verplicht om hoger geplaatsten ook buiten de kazerne te groeten. De opstandige dienstplichtigen wilden deze saluutverplichting afschaffen.’

En na de veroordeling van de langharige Wehrmann werd dus ook het kapsel van militairen plots van groot belang. ‘Er ontstond maatschappelijk protest. In Duitsland en Zweden was lang haar al toegestaan. Zelfs in de VS mocht het. De rest van de regering en ook de Tweede Kamer stonden helemaal niet achter de harde lijn van het ministerie van Defensie. Zowel linkse als rechtse partijen snapten niet waar men zich zo druk om maakte. Opvallend genoeg gooide de minister Willem den Toom (VVD) het op hygiëne en de veiligheid van soldaten. Hij had in Zweden gezien dat een dienstplichtige bijna gescalpeerd werd doordat hij met zijn lange haren ergens aan bleef hangen.’

Uiteindelijk werd lang haar alsnog toegestaan. In hoger beroep kreeg Wehrmann een week gevangenisstraf vanwege het weigeren van een dienstbevel.

Daarna zou het ministerie geen vat meer krijgen op de actievoerende militairen. ‘Defensie liep steeds achter de feiten aan en reageerde heel paniekerig. Dat maakte alles alleen maar erger. Elke nieuwe minister moest het wiel opnieuw uitvinden. Er was nooit duidelijk beleid voor het omgaan met opstandige dienstplichtigen.’

In 1970 verschenen er in De Telegraaf artikelen over grootschalige sabotageacties in het leger. Boot: ‘Er waren 75 gevallen van mogelijke sabotage in 1970. Maar het was lang niet altijd duidelijk of het ook echt om sabotage ging. Later bleek dat in slechts 35 gevallen er echt iets moedwillig was beschadigd. De leiding van de kazerne in Oirschot zette een dienstplichtige in de cel toen een nieuwe tank weigerde. Die tank bleek echter een fabrieksfout te bevatten.’

In 1972-73 bereikte de kritiek op de krijgsmacht een hoogtepunt. ‘Maar liefst 70 procent van de dienstplichtigen was lid van de VVDM. De polarisatie nam toe en er kwamen confrontaties met rechtse bewegingen die vonden dat de actievoerende soldaten te ver gingen.

‘Toen de dienstplichtigen in 1974 een tegemoetkoming voor overuren wilden, riep de VVDM zelfs een staking uit. Daarmee overspeelden ze hun hand: de steun van de media en politiek viel weg. De minister van Defensie, Henk Vredeling (PvdA), kende uiteindelijk de compensatie toe, maar daarna werd de macht van de VVDM minder groot.’

Buiten het leger radicaliseerde het protest. In 1974 werd Onkruit opgericht. Deze organisatie begon als ondersteuning voor dienstweigeraars en probeerde processen tegen totaalweigeraars te verstoren. ‘Onder andere door het slot van de garagedeur van de president van het Hoger Militair Gerechtshof dicht te lijmen om er zo voor te zorgen dat hij niet op tijd op de zitting kon komen - een actie die overigens niet het gewenste resultaat had.

‘In 1981 breekt Onkruit op klaarlichte dag midden in Amsterdam in bij het Provinciaal Militair Commando. De activisten stelen geheime documenten. Dat dat überhaupt kan gebeuren, is bizar. Uit de stukken die ik heb bestudeerd blijkt dat de wacht zijn pistool niet bij zich had. De patronen lagen ook nog eens niet bij het wapen maar ergens in een kast, waarvan de wacht de sleutels niet had. Heel knullig allemaal.

‘De daders zijn nooit gepakt. Dat kwam doordat er op de plaats delict ruzie was tussen de commandant van de marechaussee en het personeel over wat er moest gebeuren. Er lagen overal papieren in de tuin. Uren later waren die nog niet opgeruimd, terwijl die commandant daar wel opdracht toe had gegeven. Kamers die nog niet waren onderzocht op vingerafdrukken en andere sporen werden betreden door medewerkers. De rechercheurs hadden helemaal niets en konden dan ook niemand arresteren. Defensie stond in zijn hemd.’

Midden jaren ‘80 nam het activisme binnen en buiten het leger af. Onkruit hield zo rond 1986 op te bestaan, al vonden er af en toe onder die naam nog wel antimilitaristische acties plaats. Ook was er een groep actief die zich Onkruit Vergaat Niet noemt. ‘De Koude Oorlog is dan toch echt over zijn hoogtepunt heen’, zegt Boot. ‘Eisen zoals het afschaffen van de groetplicht en het toestaan van lang haar waren ingewilligd. De organisatie bereikte de grens van haar kunnen. Daarnaast was er ook geen brede steun voor radicale acties als sabotage door andere actiegroepen.’

'De wreedheid was ongelooflijk'

‘Ik kwam in 1970 als 23-jarige aan op de kazerne in Amersfoort’, zegt Wim Schul (67, uiterst rechts te zien op de foto). ‘Ik was al activist en lid van de Bond Voor Dienstweigeraars (BVD). We maakten deel uit van de eerste generatie BVD’ers die niet dienst weigerden, maar juist andere soldaten van het antimilitarisme probeerden te overtuigen.

‘Sabotage deden we nadrukkelijk niet. Wel schopten we ceremonieën in de war en hielden we ons niet aan het protocol. Overal stelden we vragen over en waren we lastig. We oefenden bijvoorbeeld met de bajonet op een strooien pop. Op dat ding stond de naam Ivan geschreven. Wij bomen met de sergeant, een geharde Korea-veteraan: "Waarom staat daar "Ivan"? Voor ons is het G.I. Joe." Die sergeant kon daar overigens beter tegen dan de hogere officieren.’

‘Ik moest me na het zoveelste incident melden bij de commandant. Hij wees naar de binnenplaats van de kazerne en zei: "Zie je die Nederlandse vlag? Die zal nooit rood worden!"

‘Ik was redacteur van het blad Alarm van de Vereniging van Dienstplichtige Militairen (VVDM). De legerleiding deelde onrechtmatige straffen uit. Dienstplichtigen werden overgeplaatst naar andere kazernes. Dat deed de legerleiding om lastige soldaten uit elkaar te halen. Ik schreef in een artikel: "Wat is de generaal toch wetsgetrouw, zolang dat in zijn straatje te pas komt."

‘Het gevolg was een enorme explosie. Er moest een voorbeeld gesteld worden door de legerleiding. En dus werden mijn redactiecollega Hans Dona en ik naar het beruchte Depot voor Discipline in Nieuwersluis gestuurd. Ik kreeg vier maanden, die straf werd in hoger beroep omgezet naar drie.

‘De wreedheid van die mensen was echt ongelooflijk. Medegevangene Ron, een slungelige hippie, was altijd de pisang. Hij werd steeds aangepakt door de lui daar. Na een hoop gedoe en zelfs Kamervragen, mochten we naar huis voor kerstmis. Maar er zaten kreukels in Rons deken, een teken dat hij mogelijk op zijn bed had gezeten. Dat was een overtreding, en dus vertelden ze hem: "Jij gaat niet naar huis." Zo sadistisch ging het er daar aan toe. Ik zie zijn treurige gezicht nog voor me.

‘Die plek was echt erg. En ik kan goed vergelijken, want ik heb ook nog twee weken in de gevangenis van Scheveningen gezeten. Je werd in een piepklein hokje gezet. Verder was het de hele dag exerceren. We deden van die ingewikkelde Pruisische negentiende-eeuwse varianten die allang waren uitgestorven op de Nederlandse kazernes. Fanatieke sergeanten blaften ons voor onze neus af. Het was echt van dat Full Metal Jacket-werk, gericht op vernedering. Verder liepen we marsen van veertig kilometer en roeiden we in de bittere kou. Het ergste was natuurlijk dat als dat om vijf uur allemaal was afgelopen, je op je cel vast zat. Het was een moeilijke tijd.’

'Ze wilden me tegen de muur zetten'

‘Ik ben een pacifist en geloof niet in militaire oplossingen’, zegt totaalweigeraar Willem de Haan (57, hieronder te zien op het affiche) die actief was in Onkruit. ‘Een soldaat heeft geen vrijbrief om te doden. Daarom deed ik mee aan acties. Op vliegveld Gilze-Rijen werd een demonstratievlucht gehouden met de eerste Nederlandse F-16. Wij gooiden roze en rode verf naar het vliegtuig.

‘Later probeerden we het ministerie van Defensie te bezetten. Een van onze eisen was: "Schaf het leger af!" Een medewerker van het ministerie ging naar binnen om onze eisen over te brengen aan de leidinggevenden. Na een paar minuten kwam hij weer naar buiten en vertelde ons heel rustig dat die eis niet kon worden ingewilligd. Dat had ook wel iets grappigs. Dat waren nog ludieke acties, later veranderde dat en werd er bijvoorbeeld in kazernes ingebroken.

‘Toen ik in 1979 een oproep kreeg ben ik niet naar de keuring gegaan. Uiteindelijk heb ik me gemeld bij de kazerne. Toen ze er achterkwamen dat ik niet gekeurd was, moest dat dan maar ter plekke gebeuren.

‘Ik kreeg te horen: "Trek je schoenen uit en ga onder de meetlat staan." Dat deed ik dus niet. Ze vroegen het drie keer en ik zei drie keer nee. Ik viel onder de krijgstucht en dit was het weigeren van een dienstbevel. Voor de krijgsraad werd ik veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, omdat ik mijn schoenen niet uit wilde doen. We werden zo zwaar bestraft omdat voorkomen moest worden dat anderen ook besloten dienst te weigeren.

‘Tweederde van mijn straf moest ik uitzitten: twee maanden in Nieuwersluis en tien maanden Assen. Ik heb veel geleerd over menselijke verhoudingen: ook dat er niet alleen idioten bij Defensie werken. Ik kreeg de meest uiteenlopende reacties. Er waren soldaten die mij heel moedig vonden. Anderen zeiden dat ze me het liefst tegen de muur wilden zetten.’