Achtergrond
Al dertien eeuwen ?de ander?
Maurits Berger, hoogleraar islam in het westen, schreef een boek over de geschiedenis van de islam in Europa. ‘De ene keer vinden we ze grappig, de andere keer horen ze er toch écht niet bij.’
woensdag 15 oktober 2014

‘Uitleggen kan ik het niet, maar je ziet tegenwoordig volop shishacafés, Marokkaanse lampen en harembroeken’, zegt Maurits Berger. Opmerkelijk, in een tijd waarin het fenomeen islamofobie dusdanig aanwezig is, dat er zelfs een woord voor is bedacht. ‘Op het hoogtepunt van de Ottomaanse militaire macht, na 1700, zag je iets soortgelijks. Het riep angst op, maar ook fascinatie: koffiehuizen en kleding, tapijten en muziek met oosterse elementen raakten in de mode. Turquerie heette dat.’

In 2008 werd Berger aangesteld als hoogleraar op de Sultan of Oman Chair for Oriental Studies, om de islam in het westen te bestuderen. ‘Zelf zat ik tot over mijn oren in actuele discussies. Door vragen en verhalen van mijn bachelorstudenten bij de collegereeks The History of Islam in the West begon ik het totale verhaal steeds spannender te vinden.’ Er kwam een boek uit voort, dat deze week verscheen: A Brief History of Islam in Europe. Dat totale verhaal was namelijk nog niet eerder opgeschreven. ‘Alleen in stukjes: historici bestuderen bepaalde vormen in bepaalde periodes en politicologen schrijven over hedendaagse kwesties. Door de collegereeks begon ik me af te vragen of er ook een grote lijn te ontwaren was.’

De islam in Europa kent een lange geschiedenis, die haast teruggaat tot in de eeuw waarin de religie ontstond. In 711 zetten de eerste moslims, via de Straat van Gibraltar, voet op het Europese continent. ‘Er werd onmiddellijk een eigen staat ingericht, met al vrij snel een hoog beschavingsniveau.’ Veel interactie was er in die eerste periode niet. ‘Er viel voor de moslims niet veel te halen in dat barbaarse, gevaarlijke Europa. Afrika, India en China waren interessanter en daarheen kon je veiliger reizen.’

Na deze eerste periode, van 700 tot 1000, onderscheidt Berger er nog vier, waarin Europa zich telkens verder ontwikkelde. ‘De situatie in Europa is in elke periode enorm bepalend voor hoe er met de islam wordt omgegaan. Kruistochten kwamen bijvoorbeeld juist voor na het jaar 1000, toen het christendom in Europa een fundamentalistische vorm aannam.’

Door die kruistochten ondernamen Europeanen voor het eerst lange expedities in vijandig gebied. ‘Het leidde niet direct tot gezellig handel drijven, maar het gaf wel een boost. De Europeanen leerden veel van de Arabische economische instrumenten die ze onderweg tegenkwamen, zoals muntgeld.’

En er viel nog meer te leren van de moslims, al is dat omstreden. ‘Er kwam een grote vraag naar Latijnse vertalingen van Arabische teksten. Vijf eeuwen eerder waren in Bagdad juist veel grote Griekse, Indiase en Chinese werken in het Arabisch vertaald.’

In hoeverre Europa die Arabische kennis heeft overgenomen is volgens Berger een interessante vraag, waar hij geen eenduidig antwoord op heeft. ‘Liepen de ontwikkelingen parallel of is Europa iets verschuldigd? Gingen we dankzij die Arabische kennis de Renaissance in? We willen zo graag de illusie koesteren dat we onszelf op eigen kracht uit de middeleeuwen omhoog hebben gewerkt. Het is dan ook niet zomaar een academische vraag, maar een enorm gevoelig debat, dat haast op een kinderachtig niveau gevoerd wordt.’

Na die periode was het uit met de christelijke solidariteit. Er brak een tijd aan van keiharde machtspolitiek. ‘De Fransen sloten gerust een militaire alliantie met de Ottomanen, om de Habsburgers een hak te zetten. En de Nederlanden vonden met Marokko een gemeenschappelijke vijand in Spanje. In ruil voor Nederlandse wapens hield Marokko de zeerovers in toom, waar Nederlandse handelsschepen langs moesten.’

Onder zeerovers was religie al helemaal een pragmatische kwestie. ‘Het Middellandse zeegebied zat er vol mee. Dat ze zich soms moesten bekeren, omdat dat handiger uitkwam, was geen probleem. Je religie was slechts bepalend voor wie je volgende slachtoffer werd. Wanneer een Frans galeischip werd buitgemaakt, werden de moslimslaven bevrijd en werd de bemanning slaaf gemaakt.’

Berger beschrijft, behalve deze geschiedenis over het contact mét moslims, ook de zogenoemde ‘virtuele islam’.

‘Hoe er werd gesproken óver de islam. Hoewel de interactie zich in het begin beperkte tot enkele regio’s, voerde de rest van Europa volop discussies, zonder ooit een moslim gezien te hebben.’Dat was dan ook vooral bedoeld als bevestiging voor de eigen religie. ‘Volgens christenen had je grofweg het heidendom en het christendom. De islam was lastig te plaatsen. Zijn dat nu heidenen of afvallige christenen, ketters dus? Pas in de achttiende eeuw ontstond het idee dat er meerdere religies konden bestaan. Het polemische bleef nog een tijdje, maar de bodem voor een gelijke bestudering was gelegd.’

Van een ketterse stroming, tot een tegenstander op het slagveld, tot een handelspartner of een wetenschappelijk voorbeeld: moslims zijn al dertien eeuwen lang ‘de ander’ in Europa. ‘Soms een soort inclusieve ander, die we grappig en interessant vinden, zoals in de tijd van de Turquerie. Later vonden we “De Turk” toch wel héél vreemd en hoorde hij er weer écht niet bij, wat leidde tot zwart-wit denken. Wíj zijn vredelievend, zij niet, wij zijn goed voor vrouwen, zij niet, wij zijn rationeel, zij helemáál niet.’

Dit fenomeen, othering, is een van de drie centrale thema’s in Bergers boek. De andere twee zijn religie en tolerantie. ‘Wat doet het er in elke periode eigenlijk toe of de koopman met wie je handel drijft, moslim is? En bij grote oorlogen: in hoeverre waren die religieus te noemen? Islam is ook een naam voor een categorie, terwijl elk individu op zichzelf misschien niet heel gelovig is. Tolerantie is gekoppeld aan hoe bepalend religie is. Eigenlijk kun je alleen tolerant zijn in een ongelijke situatie.’

Tegenwoordig komen wetenschappers die zich met de islam bezighouden, eerder uit de sociaalwetenschappelijke dan de theologische hoek. ‘Zij zien worstelingen die typisch zijn voor migranten. Maar er is nóg iets aan de hand. Europa is radicaal veranderd’, zegt Berger. In de laatste periode die hij beschrijft, die van na 1950, is religie namelijk niet zo bepalend meer.

‘Politieke en juridische waarden, zoals vrijheid en gelijkheid, des te meer. Juist daardoor is er hier zelfs meer vrijheid van religie dan in welk land dan ook. Je mag zelf de invulling bepalen. Landen als Marokko en Saoedi-Arabië zijn daarover kritisch en bezorgd. Hier ligt radicalisering eerder op de loer.’

Ook Europeanen hebben soms moeite met de keuzevrijheid die deze waarden ook voor anderen oplevert. ‘Ook al is er geen wet over hoe je iemand moet groeten en of je een hoofddoek moet dragen: het is not done om religie te manifesteren.’ Ook nu is de situatie in Europa dus weer bepalend voor de omgang met de islam. ‘Niet dat we met z’n allen in therapie moeten, maar we mogen ons daar wel van bewust zijn. Dit is niet eens algemeen westers, maar specifiek West-Europees.’

We zijn bovendien strenger voor moslims, signaleert hij.

‘Vrouwelijke parlementsleden krijgen ook van orthodoxe rabbijnen niet altijd een hand en niet-moslims gaan ook niet altijd staan voor de rechter. Maar orthodoxe joden en christenen blijven wat meer uit de wind. Stel je voor dat de bewoners van Staphorst zich over de Randstad zouden verspreiden.’

De internationale moslimwereld is een belangrijke doelgroep voor het boek van Berger. ‘Er is heftige interesse vanaf het moment dat ik hier de islam in het westen kwam bestuderen. Er wordt gedacht dat iedereen hier voortdurend discrimineert en dat we massaal moskeeën afbranden. Er ís wel discriminatie, dus sommige vooronderstellingen zal ik bevestigen, maar ik kan er ook veel ontkrachten. Tot voor kort bepaalde je religie of je tot de macht behoorde en wat je sociale positie was. In één generatie is dat veranderd. Niet voor iedereen, maar er zijn wel degelijk moslims met belangrijke sociale posities.’

Maurits Berger

Leiden University Press, € 39,50