Achtergrond
Vliegende botsauto?s
Ook al zie je ze niet snel, ze zitten overal. Mare ging ’s nachts op pad met biologiestudent en professioneel vleermuizenteller Tim Rietbergen. ‘Als ik een vleermuis was, zou ik me hier wel thuis voelen.’
Petra Meijer
dinsdag 7 oktober 2014
© Taco van der Eb

‘Vleermuizen hebben maar een gaatje zo dik als een potlood nodig. Een halve centimeter is genoeg om binnen te komen’, zegt Tim Rietbergen (20, biologie) terwijl hij de buitenmuren en plafonds van woonservicecentrum ActiVite in Alphen aan de Rijn inspecteert.

Met een zaklampje volgt hij voorzichtig de contouren van het gebouw. ‘Het is altijd lastig als er nog mensen in het pand wonen, je wilt niet zomaar bij ze naar binnen schijnen.’

Er is geen vleermuis te bekennen.

Tijd voor een rondje om het gebouw.

‘De Flora- en faunawet is de laatste jaren strenger geworden. Wie een gebouw wil slopen of uitbreiden, krijgt pas een vergunning van de gemeente als is vastgesteld dat daar geen vleermuizen mee worden bedreigd’, vertelt Rietbergen. Er wordt een ecologiebedrijf ingeschakeld en een protocol van meestal twee jaar gestart dat in kaart moet brengen of er vleermuizen aanwezig zijn en hoe ze de omgeving gebruiken.

Rietbergen werkt voor zo’n ecologiebedrijf. ‘De laatste tijd hebben ze een overflow aan aanvragen. Maar er zijn natuurlijk ook bedrijven die helemaal geen zin hebben om zo lang te wachten. Ze beginnen gewoon met slopen en nemen de boete voor lief. Of ze proberen de vleermuizen weg te pesten met een bezem of harde geluiden.’

Als bioloog was hij al veel bezig met vleermuisfossielen en –skeletten. ‘Zo ben ik er langzaam in gerold. Wat ze zo cool maakt? Ik denk het mysterieuze. Je ziet ze nauwelijks, maar ze zitten echt overal. Eén op de vijf zoogdieren op deze wereld is een vleermuis.’

Meestal begint Rietbergen zijn zoektocht tijdens de schemering, maar vanavond hoopt hij middernachtzwermen te vinden. ‘Ik probeer te ontdekken waar ze vandaan komen, waar ze jagen en waar ze overdag slapen.’

Hij stopt bij een bruggetje en kijkt uit over de sloten. ‘Dit soort waterwegen worden vaak door vleermuizen gebruikt om overheen te vliegen. Aan de andere kant blokkeren grote wilgen de doorgang, maar hier kunnen ze prima vliegen.’

Het is twaalf uur ‘s nachts en doodstil. Tot Rietbergen de vleermuisdetector aanzet: meteen klinkt er een kakofonie van snel getik en schelle piepjes. ‘Wow, die moet hier heel dichtbij zijn. Ik schat op zeven meter afstand!’ Hij haalt zijn zaklamp weer tevoorschijn en schijnt over het water. Helaas krijgt hij de vleermuis niet te zien, terwijl er toch harde klikgeluidjes hoorbaar zijn. Het klinkt alsof er een knikker over een tegelvloer stuitert. Eerst langzaam, dan steeds sneller. ‘Tik… tik… tik… tiktik... tiktiktik… dzzzzzzt.’

‘Hoorde je dat? Dat was een feeding buzz. Als de vleermuizen boven de bomen vliegen stoten ze niet zoveel geluidsgolfjes uit, want er zijn maar weinig objecten die de vleermuis moet ontwijken. Als ze aan het jagen zijn gaan ze meer te keer als botsautootjes.

Jagend boven het water moeten ze goed navigeren, dus maken ze meer geluiden. Als ze in de buurt van een insect komen, neemt de snelheid van het geluid nog verder toe, want die beestjes vliegen natuurlijk alle kanten op. Als ze een insect vangen hoor je een buzz. Met het vlies tussen hun pootjes scheppen ze het insect uit de lucht.’

Vanaf de sloot loopt Rietbergen verder naar het nabijgelegen bos. Gek genoeg is daar minder geluid dan rond het gebouw.

‘Je zou misschien denken dat vleermuizen de rust van het bos opzoeken, maar rond het gebouw staan lantaarnpalen die insecten aantrekken. Ze kunnen zich geweldig aanpassen. Een drukke weg of de aanwezigheid van mensen houdt ze echt niet tegen. Vooral ruige dwergvleermuizen zitten steeds meer in huizen. Het is grappig om te zien dat de duimnageltjes steeds korter worden. Ze lijken zich dus echt aan de stedelijke omgeving aan te passen. Daarnaast heb je veel vleermuizen die in het bos wonen, maar ’s avonds richting stedelijke gebieden trekken om te jagen.’

Met de vleermuisdetector kan Rietbergen niet alleen horen waar de vleermuizen zich bewegen, maar ook welke soort het betreft. ‘De ruige dwergvleermuis maakt hardere geluidsstootjes dan de gewone dwergvleermuis. De watervleermuis maakt een scheller geluid, dat uit twee lettergrepen lijkt te bestaan.’

Bij een open plek in het bos naast een vijvertje blijft Rietbergen staan. ‘Als ik een vleermuis was, zou ik me hier wel thuis voelen.’ Hij draait aan de frequentie van de detector, en niet veel later klinken de klikgeluidjes.

‘Mensen horen geluiden tot ongeveer 20000 hertz. Vleermuizen maken geluiden van gemiddeld rond de 45000 hertz. Elke soort heeft zijn eigen piekfrequentie. Rond de 45000 ontvang je ze bijna allemaal, maar je moet hem daarna nog even fine tunen. Dit is een gewone dwergvleermuis, zo te horen, de meest voorkomende.’

De zaklamp komt weer tevoorschijn, en niet veel later heeft Rietbergen de vleermuis in het licht gevangen. Hij vliegt een vast rondje, op zoek naar insecten. ‘Ze moeten per nacht duizend insecten eten. Dus als een vleermuis tijdens zijn winterslaap wordt gestoord, is de kans groot dat hij het niet overleefd, omdat er dan te weinig insecten zijn. Mensen die willen verbouwen of hun spouwmuren willen vullen, kunnen dat daarom beter in de zomer doen.’

Omdat de vleermuis een vast rondje vliegt, is het duidelijk dat de geluiden afkomstig zijn van een individu. ‘Als er veel vleermuizen aanwezig zijn, vangen we ze ook wel met netten die we op de vliegroutes spannen. We hangen ze soms ook boven het water, voor een brug bijvoorbeeld. Zelf gaan we met waterpakken aan en een opblaasband om ons middel in het water staan om ze er uit te vissen.’

Rietbergen krijgt veel reacties tijdens zijn werk. ‘Je hoort van mensen dat er vleermuizen in hun haren zijn gevlogen, maar dat kan niet. Als ik dat uitleg, wijzen ze op onze netten. "Hoe kunnen ze niet in mijn haren vliegen, maar wel in jouw netten?", vragen ze dan. Ze vergeten echter dat we hele speciale netten hebben. Ze zijn ragfijn en kosten een paar honderd euro. En dan nog is er af en toe eentje die het doorheeft en op het allerlaatste moment uitwijkt.’

Hij is ook wel eens aangesproken door de politie. ‘Die vinden het maar verdacht: een jongen die in het donker met een hoofdlampje op langs gebouwen sluipt. Als ik het uitleg en de bat detector laat zien vinden ze het meestal wel interessant.’

Terug bij de waterwegen rond het gebouw neemt het geluid weer toe.

Vooral de gewone dwergvleermuis is aanwezig.

‘Maar bij het beschermen van de vleermuizen wordt nauwelijks onderscheid gemaakt tussen de soorten. Voor mij als vleermuisliefhebber zijn die strenge regels natuurlijk hartstikke fijn, maar ik herinner me een protocol van een fabriek in Amsterdam. Er werden twee jaar lang geen vleermuizen gevonden, dus iedereen was klaar voor de sloop. Een dag van tevoren hing er één gewone dwergvleermuis aan het gebouw. Toen kon alles worden afgelast.’