Columns & opinie
Opinie: Natuurlijk zou iedereen yes stemmen
Ook hoogleraren blijken sympathie te hebben voor een onafhankelijk Schotland, zo ondervond Anthonya Visser vorige week.
woensdag 24 september 2014

Van januari tot december vindt in het Verenigd Koninkrijk de enorme operatie plaats waarbij al het wetenschappelijk onderzoek in één keer wordt geëvalueerd. Ik maak als ‘foreign expert’ deel uit van een panel dat verantwoordelijk is voor de Geesteswetenschappen. Het is inhoudelijk leerzaam en cultureel interessant om te zien hoe deze procedure verloopt.

De vergaderingen vinden om logistieke redenen meestal plaats in Londen. Maar soms vergaderen de sub-panels, waarin een cluster van disciplines is vertegenwoordigd, in een ander deel van het Koninkrijk. Dit is om het draagvlak te vergroten en de indruk te vermijden dat ‘Londen’ geen aandacht heeft voor andere regio’s.

Het toeval wilde dat de vergaderingen vorige week in Edinburgh werden gehouden, onder meer op de dag van het Schotse referendum van 18 september.

Onder de collega’s bestond er consensus over dat de organisator HEFCE (de Britse NWO), waarschijnlijk helemaal niet stil had gestaan bij dat Schotse referendum toen voor Edinburgh als vergaderplaats werd gekozen. En men leek dit op te vatten als ondersteunend bewijs voor de Schotse overtuiging dat de Engelsen niet bijzonder veel belangstelling hebben voor de niet-Engelse landsdelen.

Ik arriveerde in de late avond van 16 september en omdat de voor mij gereserveerde hotelkamer aan iemand anders was gegeven, wachtte ik vijf kwartier aan de balie van het hotel op een oplossing. Die bleek door de toeloop van referendumtoeristen en journalisten van over de hele wereld niet eenvoudig te vinden. Met de aardige jongeman die mij tijdens het wachten van een hapje en drankje voorzag, raakte ik in gesprek en ik vroeg hem wat hij zou gaan stemmen. Hij brandde onmiddellijk los: iedereen zou natuurlijk ‘yes’ stemmen! Schotten waren ‘gewoon heel anders’ dan Britten.

Niet alleen hij maar ook vele anderen benadrukten in de dagen daarna dat Schotten meer lijken op Scandinaviërs. Ze hebben er genoeg van dat de Engelse conservatieven, die zij niet kiezen, bepalen hoe hun samenleving er uit ziet. Ze willen een sociale staat à la Noorwegen (te betalen met de olievoorraden) of Finland. Er leeft grote weerzin tegen de sociale achtergrond van zowel Cameron als Milleband (‘Eton boys’), die als symbolisch wordt gezien voor het verschil tussen Engelsen en Schotten.

Tijdens het diner op de avond van het referendum bekende een Britse hoogleraar die al heel lang in Glasgow woont en werkt, dat zij ‘yes’ had gestemd. Haar Engelse collega’s waren enigszins ontzet, maar opeens bekenden anderen met een of meer Schotse voorouders eveneens hun sympathie voor Schotse onafhankelijkheid. Een van oorsprong Schotse professor kondigde aan dat hij naar Schotland zou terugkeren indien de onafhankelijkheid zou doorgaan.

‘s Nachts waren er veel jonge mensen op straat en de stemming had veel weg van die na het winnen van een WK voetbal. Er werd gedronken en gezongen (‘We are not British anymore’) door mensen die veelal gehuld waren in de blauw-witte Schotse vlag, soms in de gele Lion Rampant. Zelfs dronken jonge mannen vroegen mij heel vriendelijk waar ik vandaan kwam en bedankten mij vrolijk nadat ik hen ‘good luck’ wenste.

Het Zuid-Koreaanse televisieteam dat een interview met mij wilde over de onafhankelijkheid begreep niet helemaal wat of waar ‘The Netherlands’ was maar met ‘Holland veroorzaakte ik teleurgestelde blikken. De kleine en ietwat schuchtere journalist die de microfoon desalniettemin niet liet zakken, was verheugd dat ik wel iets wilde zeggen over de mogelijk negatieve gevolgen van een Schots ‘yes’ voor de EU. Terwijl ik sprak merkte ik echter dat mijn sympathie voor de Schotten die zo graag op zichzelf wilden zijn, behoorlijk was toegenomen. Ik had last van wat je ‘cognitieve dissonantie’ zou kunnen noemen. Ter legitimatie van mijn positieve houding had ik al de hele avond mijn Friese afkomst ingezet, en niemand sprak mij dan nog aan op meer rationele overwegingen. Het is communicatief bijzonder effectief om je te beroepen op een identiteit die gebaseerd is op een regionale minderhedenstatus, zeker wanneer daaraan een talig aspect is verbonden.

De volgende ochtend droeg een met zwaar accent pratende taxichauffeur mijn koffer naar de auto. Op mijn vraag of hij stress had, zuchtte hij dat dit een hele zware dag was. De ‘once in een lifetime’-gelegenheid was uit handen gegeven en nu zou hij nooit meemaken dat zijn ‘innig geliefde Schotland’ de verantwoordelijkheid voor de eigen toekomst zou hebben.

De man was intens verdrietig maar verzekerde mij dat Schotland had gekozen, dat dat gerespecteerd moest worden en dat hij naar de toekomst wilde kijken. Mijn vriendelijke woorden over de Schotten en mijn bewondering voor de schoonheid van Edinburgh leken hem enigszins te troosten, zo zeer zelfs dat hij me bij het afscheid een zoen op mijn wang gaf. Maar aan de diep droevige blik in zijn ogen veranderde dat niets.

Anthonya Visser is hoogleraar Duitse taal- en letterkunde en wetenschappelijk directeur van Leiden University Centre for the Arts in Society (LUCAS)