Nieuws
Miljard voor hoger onderwijs
Het kabinet zet in op beter hoger onderwijs, zo bleek dinsdag op Prinsjesdag, maar trekt er nauwelijks extra geld voor uit .
donderdag 18 september 2014

‘Het stimuleren en benutten van jong talent is cruciaal voor toekomstige economische groei’, zei koning Willem-Alexander dinsdag in de Ridderzaal. ‘Met de hervorming van de studiefinanciering en de introductie van het studievoorschot komt op termijn een miljard euro vrij voor beter hoger onderwijs. Dit geld wordt onder andere ingezet voor meer contacturen, intensievere begeleiding van studenten en het bevorderen van excellentie.’

Het is al weer een tijdje geleden dat het hoger onderwijs in de Troonrede zo uitgebreid werd genoemd. Het studievoorschot is echter het paradepaardje van het ministerie van onderwijs. Voorlopig is er nog geen wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd om het voorschot daadwerkelijk te regelen. Al is al wel duidelijk dat er een Kamermeerderheid voor het plan is. Minister Bussemaker van onderwijs houdt er in haar begroting al rekening mee dat er door het schrappen van de basisbeurs en de komst van het leenstelsel in 2015 geld beschikbaar komt.

In 2026 moet het studievoorschot tussen de 800 miljoen en een miljard euro opleveren. Structureel wordt er op 620 miljoen euro gerekend. Dat komt vrij doordat de kraan van de studiefinanciering grotendeels dicht gaat. Het zijn dus gekorte studenten die de investering mogelijk maken. De minister belooft dat deze ruim 600 miljoen in het hoger onderwijs geïnvesteerd wordt. Om snel te kunnen beginnen, financieren de hogescholen en universiteiten de eerste drie jaar 200 miljoen euro voor.

Studentenvakbond LSVb is ‘gefrustreerd’ over de begroting en klaagt dat het kabinet zelf geen euro extra in het hoger onderwijs pompt. Het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) stelt vast dat Prinsjesdag ‘geen feest is voor studenten.’ De organisatie vindt dat de minister niet transparant is over hoe zij de kwaliteit van het hoger onderwijs gaat verbeteren. ‘Momenteel is alleen duidelijk dat studenten meer moeten betalen, maar eerst moet helder zijn wat ze hier precies voor terug krijgen en niet andersom.’

In het plan van Bussemaker wordt geld vrijgemaakt voor studenten die zich later nog willen bijscholen. De eerste generatie studenten die met het studievoorschot te maken krijgt, ontvangt na het afstuderen een tegemoetkoming in de vorm van een voucher ter waarde van 2.000 euro. Die kan worden ingezet voor bijscholing vijf tot tien jaar na het afstuderen. Verder wordt het collegegeldkrediet, een lening voor het betalen van het collegegeld, uitgebreid naar studenten boven de dertig die een opleiding willen volgen in het hbo en wo.

Verder komt het ministerie met 115 miljoen euro voor beurzen voor docenten. Daarmee kunnen 15.000 leraren een bachelor- of masteropleiding volgen. Daarnaast krijgen alle docenten een persoonlijk opleidingsbudget en tijd om zich te laten bijscholen.

Op verzoek van D66 komt er een Toekomstfonds dat is gericht op duurzame economische groei. Dit fonds met een bedrag van 200 miljoen euro wordt mede gefinancierd uit een deel aardgasbaten. Het geld is bedoeld voor fundamenteel en toegepast onderzoek door mkb-ondernemingen.

De vereniging van universiteiten VSNU vindt het jammer dat ‘ondanks economisch herstel structurele- en noodzakelijke investeringen in onderzoek achterblijven.’

Bussemaker gaat overigens in het najaar op tournee door het land om ideeën op te doen voor de nieuwe beleidsagenda van het ministerie die in de zomer van 2015 verschijnt. De minister wil ook graag weten waar de opbrengsten van het leenstelsel het beste aan besteed kunnen worden. Op 2 februari doet Bussemaker de universiteit Leiden aan om te praten over ‘kwaliteitscultuur.’