Wetenschap
En de vijf miljoen gaat naar?
7000 jaar inheemse geschiedenis Archeologe Corinne Hofman bestudeert al sinds haar Leidse studententijd de archeologie van de Cariben. De Spinozapremie is de meest recente in een lange lijst van beurzen en prijzen die ze binnenhaalde.
Bart Braun
woensdag 18 juni 2014
© Taco van der Eb

‘Hier in de Dominicaanse Republiek en elders in het gebied begint de geschiedenis in 1492!’, mailt prof.dr. Corinne Hofman vanuit haar hotel. Ze is op veldwerk, en miste daardoor de uitreiking van haar Spinozapremie – de meest prestigieuze onderzoeksbeurs van Nederland, met een vrij te besteden budget van tweeëneenhalf miljoen euro. Via een webcam, en merkbaar aangeslagen door tijdsverschil en jetlag, sprak ze de aanwezigen toe.

Het standaardverhaal over de Cariben gaat ongeveer zo: 1) Columbus voer er vanuit Spanje naartoe. 2) In navolging van hem duiden we alle verschillende mensen en volken die er al woonden nu aan als ‘Indianen’. 3) Hun cultuur werd door Europese kolonisten in korte tijd van de kaart geveegd, vandaar de huidige situatie.

Dat dat wegvegen niet zo volledig en zo rap ging, en dat de Caribische Indianen nou niet bepaald duimendraaiend zaten te wachten tot meneer Columbus eindelijk eens zou landen, zijn dingen die mede dankzij Hofman steeds duidelijker worden. Het leverde haar al eerder allerlei subsidies op, en de KNAW-Merianprijs voor excellente vrouwelijke onderzoekers.

‘De rol en het lot van de inheemse bevolking voor en tijdens de kolonisatie zijn nagenoeg altijd verwaarloosd. Wij hebben de bijna 7000 jaar aan inheemse bewoningsgeschiedenis van de Caribische eilanden op de kaart gezet. Met onze eigen manier van opgraven –onder Caribisch archeologen aangeduid als the Leiden School – hebben we restanten van meerdere Indiaanse dorpen opgegraven. Het blootleggen van huisplattegronden, afvalhopen en begravingen met de daarbij behorende materiële cultuur heeft een schat aan informatie opgeleverd, waar we nog steeds aan werken.

‘Het meest interessante van ons onderzoek is dat wij een onbeschreven deel van de geschiedenis op grote schaal blootleggen en analyseren. Dat kun je niet met een paar vondsten beschrijven.

‘Maar Spaanse gebruiksvoorwerpen, kralen en metalen kruisboogpunten vinden in een laat 15e-eeuwse Indiaanse nederzetting op de Dominicaanse Republiek; of een vroeg 16e-eeuws grafveld op Cuba bestuderen waar Indianen begraven zijn zowel op christelijke als inheemse wijze met Europese objecten; of ten slotte een 17e-eeuws Indiaans dorp opgraven met talloze huisplattegronden, begravingen en een materiële cultuur bestaand uit Indiaanse en Europese objecten - dat zijn de vondsten die een nieuw perspectief bieden.

‘Die geven een objectief beeld over de interculturele relaties tussen kolonisator en gekoloniseerde en veranderen onze blik op het begin van de koloniale tijd in een globaliserende wereld.’

Haar opgraving op dit moment volgt de Ruta de Colon, die Columbus tijdens zijn tweede reis genomen zou hebben.

‘We leggen voor het eerst een dorp bloot uit de tijd vlak voor de komst van de Europeanen. Wij willen weten hoe ze hier leefden in de voor-koloniale periode en willen dat dan afzetten tegen een inheemse nederzetting uit de tijd van de koloniale ontmoeting.’

Zilvermetingen en knopen van plasma

Natuurkundige Dirk Bouwmeester werkt op de grens van de quantumfysica en de ‘gewone’ wereld. ‘Alledaags is juist raar.’

‘Onderzoeksfinanciering heeft wel iets weg van damesschoenen. Het is sterk gevoelig voor modes. Als er iets op tafel komt wat écht nieuw is, is er altijd wel een beoordelaar die het niets vindt, of die zegt dat ‘t al gedaan zou zijn als het kon.’ Fysicus prof.dr. Dirk Bouwmeester heeft meerdere van zulke ideeën, en met zijn verse Spinozapremie van 2,5 miljoen op zak, gaat hij ze uitvoeren ook.

Zijn hoofdonderzoek, waar hij de prijs vooral aan dankt, was ook ooit zo’n idee. Een van de belangrijke pijlers van de quantummechanica is dat deeltjes twee verschillende eigenschappen tegelijk kunnen hebben, zolang je er maar niet aan meet. Tot dat moment verkeert het in een zogeheten superpositie, waarbij bijvoorbeeld een foton zowel een lichtdeeltje als een lichtgolf is, of een elektron op twee plaatsen tegelijk kan zijn.

De natuurkunde daarachter is stevig: de voorspellingen die de quantummechanica doet, komen uit tot vele cijfers achter de komma. Elektronica werkt omdat de elektronen die erin zitten, zich volgens de wetten van de quantumwereld gedragen. De achterliggende wiskunde is voor niet-fysici wat lastig, maar voor wél-fysici is het dichtgetimmerd werk, en bekend terrein. ‘De quantumwereld begrijpen we’, vat Bouwmeester het samen. ‘Het is juist de alledaagse wereld die raar is.’

De quantummechanica stelt geen grenzen aan grootte. In de praktijk lijkt zo’n grens er wel te zijn: kleine dingen – fotonen, elektronen – gedragen zich op z’n quantums, en grote dingen niet. Hoe kan dat? Waar ligt die grens dan precies? Wat bepaalt die grens, en wat gebeurt er als je hem overschrijdt? Dat is Bouwmeester aan het uitzoeken.

Hij gebruikt lichtdeeltjes die keurig gesuperpositioneerd wél en niet aankomen op een superklein spiegeltje. Dat zou dan tegelijkertijd wel en niet moeten gaan trillen van de botsing met het licht. Bouwmeester is daar nu al zo’n zeven jaar mee bezig: steeds kouder, steeds trillingsvrijer en steeds strakker op die grens. Inmiddels doen zo’n vijftig andere labs pogingen om hetzelfde te bereiken.

Met dat onderzoek – in Leiden en zijn andere werkgever, de universiteit van Santa Barbara – gaat hij gewoon door. Met het Spinozageld op zak is er echter ruimte voor meer. In Leiden gaat zijn promovendus Chris Smiet bijvoorbeeld verder met onderzoek naar hoe je stabiele knopen van plasma kunt bouwen – potentieel belangrijk voor kernfusiecentrales.

Met een ander onderzoek gaat Bouwmeester juist wat meer richting de biochemie. Als je DNA-moleculen in elkaar zet uit de bouwstenen daarvan en je voegt wat zilver toe, dan krijg je kleine rijtjes van zilveratomen in het DNA. Als er licht valt op dat rijtje, gaat het zelf ook weer licht uitzenden; fluorescentie, heet dat. De golflengte waarop het zilver fluoresceert, hangt af van het DNA eromheen. Als het DNA bindt aan ander DNA, verandert dus ook het uitgezonden licht.

Als je dat aan de praat krijgt zodat iedereen zilvermetingen kan doen, heb je prachtig moleculair-biologisch speelgoed gemaakt. Nadeel is wel dat zilver giftig is voor cellen, maar dan nog zijn er genoeg toepassingen te bedenken. In het Leids Universitair Medisch Centrum en bij het Leidse bedrijf Prosensa bijvoorbeeld, proberen ze de ziekte van Duchenne te behandelen met stukjes DNA. Die moeten dan binden aan het DNA van de patiënt, en zo het kapotte gen repareren, als een moleculaire pleister. De grote vraag daarbij is welke stukjes DNA daar het meest geschikt voor zijn, en dat is iets dat je met de zilverproef mogelijk snel en effectief kan aantonen.

Bouwmeester: ‘Toen ik een subsidieaanvraag schreef voor dat werk, vroeg één van de reviewers waarom hij die zilverdeeltjes niet allang kon kopen.’ Dat komt deels omdat het zilver-DNA-complex nogal fragiel is. ‘De eerste resultaten, samen met het LUMC, waren niet reproduceerbaar genoeg om voort te zetten. Dat gaan we nu alsnog doen.’

Zou het niet verstandiger zijn om zich te focussen op één onderzoekslijn? ‘Ergens de eerste mee zijn, is voor mij heel bevredigend. Als je eenmaal veelbelovende resultaten hebt, duiken er allemaal andere groepen op, dat is hoe wetenschap werkt. Ik maak me geen zorgen dat ik niet de eerste ben die de echte bewijzen vindt, al hoop ik dat natuurlijk wel. Het feit dat we dit soort nieuwe lijnen inzetten, wordt door andere natuurkundigen in elk geval zeer gewaardeerd.’