Nieuws
Vriesvaccin - Stuifmeel - Wormen
Bart Braun
woensdag 4 juni 2014

Vriesvaccin

Van hepatitis B krijg je geelzucht en leverontsteking, en als je pech hebt kan je er zelfs aan doodgaan. Gelukkig bestaat er een vaccin. Als je op vakantie gaat naar Afrika of Azië, kun je dat krijgen bij de GGD. Daar halen ze het vaccin uit de koelkast. Geen probleem hier, maar in die landen waar hepatitis B veel voorkomt is het niet altijd even makkelijk om vaccins gekoeld te houden. Een groep Groningse farmacologen probeerde daarom samen met de Leidse onderzoeker Gideon Kersten vaccins te vriesdrogen. Een verslag van hun pogingen staat in het European Journal of Pharmaceutical Sciences. De truc is dat je niet alleen moet vriesdrogen, maar ook wat suiker toe moet voegen als je dat doet. Dat stabiliseert namelijk de eiwitten in het vaccin, die anders uit elkaar vallen. Met suikers erbij is een vriesdroogvaccin langer houdbaar dan een vloeibaar vaccin, ook bij hogere temperaturen. Da’s mooi, maar de echt belangrijke vraag is of je vaccin ook nog werkt na dat vriesdrogen en bewaren. Bij muizen in elk geval wel. Sterker nog: het werkt zelfs ietsje beter. Dat is iets dat op de lange termijn ook handig zou kunnen zijn voor mensen uit landen waar de koelkasten het wel doen.

Stuifmeel

Op het dak van het Leids Universitair Medisch Centrum staat een soort stofzuiger, die stuifveel opvangt. Een biologe telt vervolgens de stuifmeelkorrels en bepaalt van welke soort ze zijn, en dat komt weer terecht op sites als allergieradar.nl. Het nadeel van die aanpak is dat het handwerk is, en dat het ook voor experts niet altijd mogelijk is om verwante soorten puur op basis van hun pollenkorrels uit elkaar te houden. In het vakblad Molecular Ecology Resources beschrijven onderzoekers van het LUMC, onder leiding van geneticus Ken Kraaijeveld, een andere aanpak. In het kort komt het erop neer dat je de korrels samenveegt, het DNA eruit haalt en dan aan de hand van het DNA bepaalt van welke plantensoorten de korrels waren.

Dat proces kun je voor een groot gedeelte automatiseren, en dan zou je op allerlei plekken in Nederland pollenmetingen kunnen doen. Bijkomend voordeel: je kan de stofzuigermethode dan ook relatief makkelijk uitbreiden om ook bacterie- en schimmelsporen mee te meten, aldus de auteurs.

Wormen

Wereldwijd zien gezondheidsexperts steeds meer mensen met allergieën. Een van de mogelijke verklaringen daarvoor is de hygiëne-hypothese. Die komt erop neer dat onze omgeving tegenwoordig zo schoon is dat je immuunsysteem, bij gebrek aan uitdagingen, niet goed leert wanneer het wel en wanneer het niet moet ingrijpen. Met name wormen lijken hier belangrijk in te zijn: hoe minder blootstelling aan parasitaire wormpjes, hoe meer astma en andere ziektes waarin het afweersysteem te hard van leer trekt. Tenminste, dat is het idee. In Pediatric Allergy and Immunology zet parasitologe Abena Amoah het onderzoek van de laatste jaren op een rijtje, en de praktijk is lastig. In sommige studies is er duidelijk een invers verband tussen de hoeveelheid wurmpjes en de hoeveelheid allergie, maar lang niet bij alle. Ook is onduidelijk of het behandelen van worminfecties nou goed of slecht is voor het ontwikkelen van overgevoeligheidsreacties. Het ideaal blijft dat je stofjes uit wormen in een pil kan stoppen, die dan voorkomt dat je allergisch wordt zonder dat je daarvoor een echte worminfectie mee moet maken. Klinisch onderzoek met menselijke vrijwilligers is aan de gang, aldus Amoah en haar co-auteurs.