Columns & opinie
Opinie: Valt de Europese Unie uit elkaar?
Luidt de opkomst van eurosceptische partijen bij de Europese verkiezingen het einde van de Europese Unie in? Politicoloog Hans Vollaard denkt van niet.
woensdag 14 mei 2014
Denemarken probeert mensen over te halen tot stemmen met behulp van de cartoonfiguur Voteman, die ongeïnteresseerden in elkaar slaat.

Tijdens de eurocrisis was regelmatig de voorspelling te horen dat de Europese Unie uit elkaar zou vallen. Niettemin gaat de Europese integratie door. Europese controle op banken en staatsbegrotingen is onlangs nog aangescherpt. Zou de opkomst van eurosceptische partijen bij de Europese verkiezingen volgende week alsnog het einde van de Europese Unie inluiden?

De Europese Unie is een uitzonderlijk geval. In de recente wereldgeschiedenis komt het namelijk nauwelijks voor dat landen hechter samenwerken. Het is juist desintegratie wat de klok slaat. Denk maar aan de voormalige Sovjet-Unie, Québec, ex-Joegoslavië, Tsjecho-Slowakije, Zuid-Sudan, Oost-Timor, België, Catalonië en Schotland. Het zal door de voortgaande Europese integratie komen dat EU-studies zich tot nog toe hebben geconcentreerd op de vragen waardoor landen integreren, hoe de EU functioneert en welke impact de EU heeft op haar lidstaten. Slechts een enkeling had daardoor een idee hoe de EU uit elkaar zou vallen toen de eurocrisis zich in volle hevigheid liet gelden.

De Amerikaanse politicoloog John Mearsheimer zag Europese desintegratie al in 1990 aankomen. Het einde van de Koude Oorlog betekende volgens hem het einde van Europese samenwerking. Zijn verwachting was dat op het moment dat de machtige Verenigde Staten niet langer een veiligheidsparaplu zouden bieden aan West-Europa om de Sovjet-dreiging te keren, wantrouwen en rivaliteit tussen Europese staten weer de kop op zouden steken. Het probleem van zijn analyse is dat na de Koude Oorlog Europese integratie juist stevig is verdiept en uitgebreid. Blijkbaar is internationale politiek meer dan een kwestie van macht en veiligheid.

Op hun beurt hebben vooral economen gewezen op de onevenwichtigheden in de Europese muntunie als een verklaring voor Europese desintegratie. De economische verschillen in de Eurozone zouden het onmogelijk maken om één munt en één monetair beleid te voeren. Dat mag misschien zo zijn volgens het ideaalbeeld van een optimale muntzone, maar het laat de vraag open hoe de Unie daadwerkelijk uit elkaar zou vallen en hoe andere factoren, zoals de politieke bereidheid om elkaar financieel te ondersteunen, een rol spelen.

Wellicht heeft het zin te kijken hoe andere politieke stelsels uit elkaar zijn gevallen. Vooral het einde van het Romeinse Rijk is vaak bestudeerd. Daarvoor zijn al minstens 210 verschillende factoren genoemd zoals de decadentie van de Romeinse elite, barbaarse invallen en klimaatverandering. Het probleem is dus om te bepalen welke factoren van belang zijn, of dat ook geldt in andere situaties, en hoe die factoren zich tot elkaar verhouden: heffen ze elkaar op of versterken ze elkaar?

De politicoloog Stefano Bartolini biedt echter een vergelijkende analyse van de vorming, ontwikkeling en het verval van politieke stelsels zoals de EU, waarin desintegratiefactoren in hun onderlinge verband kunnen worden gebracht. Hij bouwt daarvoor voort op het ontstaan en functioneren van nationale staten van de politicoloog Stein Rokkan en de ontwikkelingseconoom Albert Hirschman.

Samengevat: iemand die ontevreden is, heeft twee mogelijkheden: zijn stem verheffen om te proberen de situatie te verbeteren (voice) en weggaan (exit). Het gebruik van die mogelijkheden hangt onder meer af van diens loyaliteit. Hoe meer iets of iemand verknocht is aan een politiek stelsel, des te minder die geneigd zal zijn om weg te gaan of zelfs maar te protesteren. Daarnaast is het een kostenafweging: hoeveel moeite kost het om invloed uit te oefenen om de situatie te verbeteren? En is er een goed alternatief bij het verlaten van het politieke stelsel?

Met deze analyse is het mogelijk om na te gaan hoe allerlei factoren al dan niet bijdragen aan de desintegratie van een politiek stelsel als de Europese Unie. Euroscepsis kan worden gezien als ontevredenheid over de huidige ontwikkeling of het bestaan van de Europese Unie. De mogelijkheid om die ontevredenheid effectief te laten doorklinken is lastig. In zo’n complex stelsel is het voor iedereen al moeilijk om een stempel op de Europese Unie te drukken. Dat geldt in het bijzonder voor eurosceptische partijen. Afspraken over de bevoegdhedenverdeling zijn verankerd in verdragen die alleen met instemming van alle 28 lidstaten kunnen worden gewijzigd. Bovendien ligt de invulling van Europese afspraken regelmatig bij niet-gekozen instellingen, zoals de Europese Centrale Bank. De kosten van effectieve voice zijn dus hoog voor eurosceptici. Daarnaast is de loyaliteit aan de Europese Unie vaak maar beperkt, veelal minder dan aan de nationale staat.

Blijft over: de exit-optie. Het probleem is echter dat het nogal onzeker is wat de politieke en economische kosten van uittreding zijn en of een land zich in zijn eentje kan rooien. De nodige Engelsen beschouwen de kosten van EU-lidmaatschap (daarbij denken ze vooral aan migratie) hoger dan die van uittreding. Bovendien achten veel Engelsen hun eigen land in staat om alleen, dan wel in samenwerking met de VS, te overleven. In eurosceptisch Engeland geldt uittreding dus als een levensvatbare optie.

In landen als Griekenland is er ook veel onvrede over het EU-lidmaatschap, maar slechts weinig Grieken zien enig (economisch) heil in uittreding uit de EU. Rijkere lidstaten met euroscepsis (zoals Nederland, Finland en Oostenrijk) zijn dermate van Duitsland afhankelijk, dat uittreding daar ook vaak geldt als heilloze weg. Eurosceptische onvrede kan in dergelijke landen daarom slechts tot uiting komen door de kosten van het EU-lidmaatschap te verminderen door bijvoorbeeld EU-regels niet na te leven, de EU-afdracht te verminderen, bevoegdheden terug te halen, armere Eurolanden proberen eruit te wippen of nieuwe lidstaten te weren.

Bij de verkiezingen van volgende week is te verwachten dat eurosceptische partijen zo’n 25 procent van de zetels in het Europees Parlement behalen. Door de blijvende pro-Europese meerderheid en de onderlinge verdeeldheid van eurosceptische partijen zal de Europese wetgevingsmachine niet stokken. Bovendien heeft het Europees Parlement geen beslissende stem over de bevoegdhedenverdeling in de Europese Unie en de uittreding van een lidstaat.

Alleen al daarom zal euroscepsis voorlopig niet het einde van de Europese Unie betekenen. Bovenstaande analyse liet echter zien dat bij gebrek aan een goed alternatief buiten de Europese Unie euroscepsis niet zal leiden tot uittreding van een lidstaat behalve in het geval van Engeland. Het drukken van de kosten van het EU-lidmaatschap zal de EU kunnen verzwakken om intern en extern krachtig op te treden, het geeft haar wel enig respijt.

Hans Vollaard is politicoloog aan de Universiteit Leiden. Hij onderzoekt euroscepsis en Europese desintegratie. Volgend jaar verschijnt over die onderwerpen een boek van zijn hand bij uitgeverij Palgrave MacMillan.