Wetenschap
Grootmeester in gedoe
Noboru Yamashita, voorheen Jeroen Veldhuizen, promoveert op het onderwerp waar hij na jarenlange training zelf grootmeester in werd: Japanse theeceremonies. ‘Je moet wel een beetje een nerd zijn.’
Petra Meijer
donderdag 27 maart 2014
'Nog steeds vragen Japanners: "Wat doet die blanke in een kimono?"'

‘Ik vond het eerst omslachtig gedoe’, zegt Noboru Yamashita, terwijl hij zijn theezakje (Lipton Yellow Label, er valt niets te kiezen) in het hete water dompelt.

‘Al dat gedoe voor een kopje thee, daar zag ik het nut niet van in. Neem nu deze thee. Dat is toch ook lekker? Koekje erbij...’ Toch raakte Yamashita, voorheen Jeroen Veldhuizen, in de ban van de Japanse theeceremonie. Sinds zijn afstuderen in 1999 woont hij in Japan. Hij vond er de liefde, verkreeg de Japanse nationaliteit en geeft er les aan de Universiteit van Nagasaki.

Na jarenlange scholing mag hij zich sinds vorig maand grootmeester in de thee noemen. Vorige week was hij in Leiden, waar hij een lezing gaf over zijn promotieonderzoek naar de historische ontwikkeling van de theeceremonie.

‘Ik kwam met thee in aanraking via karate. Op een gegeven moment leerde ik dat de ideale Samoerai zich niet alleen in de Weg van de Krijgskunst, maar ook in de Weg van de Literaire Kunsten zou moeten verdiepen. Bij literaire kunsten denk je misschien meteen aan dichten en kalligrafie, maar ook de theeceremonie valt hieronder.’

Yamashita besloot een keer te gaan kijken en was onder de indruk. ‘Veel mensen denken dat thee echt iets voor vrouwen is. Natuurlijk hielden zij zich ermee bezig, maar de theeceremonie werd vroeger toch vooral beoefend door de mannelijke elite van de krijgersklasse. Thee was niet alleen een hogere, verfijnde vorm van cultuur, maar werd ook gebruikt om politieke macht mee te verkrijgen. In de Edo-periode (1603–1868) lopen de Samoerai niet meer alleen met een zwaard rond te zwaaien, maar moeten ze ook elitaire politieke bestuurders worden.’

Yamashita informeerde naar een goede theemeester en ging een aantal jaar in de leer. ‘De lessen zijn behoorlijk streng. Elke beweging moet op een bepaalde manier worden uitgevoerd. In Nederland willen we weten waarom, maar in Japan vinden ze dat je het eerst maar gewoon eens moet doen. Pas na jaren van training overstijg je de vorm en kom je tot de essentie.’

Wat die essentie is, kan hij moeilijk uitleggen. ‘De ceremonie verandert in een bewegende meditatie. Er wordt vaak gedacht dat het kleine deurtje dat toegang tot de theekamer geeft bedoeld is om de gelijkheid van de aanwezigen te benadrukken. Dat is onzin, men was binnen het feodale stelsel van die tijd helemaal niet gelijk. Maar als je dat kleine deurtje doorgaat, voelt het alsof je een ander universum betreedt. Er wordt gesproken, maar niet over politiek of geld. Je bent even weg van het alledaagse gedoe.’

Yamashita: ‘Je kunt je specialiseren in kalligrafie, bloemschikken, het inrichten van tuinen, het eten, het aardewerk of het boeddhisme. Je moet er een beetje een nerd voor zijn. Als ik thuis even een kopje thee zet, duurt dat vijf minuten. Maar een uitgebreide ceremonie duurt vier uur. Er wordt dikke (koicha) en dunne thee (usucha) gedronken, er wordt gegeten, de gasten bewonderen de tuin en er is altijd veel sake.’

Grootmeester worden was niet makkelijk, zegt hij. ‘Je moet je in die wereld, zeker als blanke, echt bewijzen. Japanners vinden het leuk dat een buitenlander geïnteresseerd is in hun cultuur, maar tegelijkertijd vinden ze het moeilijk te accepteren dat je er daadwerkelijk goed in bent. Nog steeds komen er wel eens mensen bij een ceremonie die meteen vragen: "Wat doet die blanke in een kimono?" Ik heb er hard voor moeten werken, maar dat was het absoluut waard.’