Achtergrond
Het juiste en enige pad
Kunst uit Noord-Korea wordt onterecht afgedaan als simpele propaganda, zegt promovenda Min-Kyung Yoon. ‘Het gaat ook om hoe het had kunnen zijn.’
Petra Meijer
woensdag 19 maart 2014
© Kim Songmin

‘Als het over Noord-Korea gaat, dan gaat het meestal over politiek of over de schending van mensenrechten. Er is gelukkig steeds meer aandacht voor onderzoek naar Noord-Korea van binnenuit, maar ook hierbij wordt kunst vaak over het hoofd gezien of afgedaan als simpele propaganda.’

Volgens de  Min-Kyung Yoon (Seoul, 1983) is dat onterecht. Deze week promoveerde zij op haar onderzoek naar Noord-Korea’s esthetisering van de politiek aan de hand van een analyse van historische afbeeldingen in de Noord-Koreaanse kunst.

‘Zo krijgen we inzicht in hoe Noord-Korea naar zichzelf kijkt, in plaats van hoe wij naar Noord-Korea kijken. Specifiek voor Noord-Koreaanse kunst is dat het de staat en de regerende familie Kim moet legitimeren.’ Volgens Yoon speelt geschiedenis daarbij een belangrijke rol. Al van jongs af aan leren Noord-Koreanen dat de socialistische revolutie het juiste en enige pad is.

In kunst wordt deze geschiedenis gedramatiseerd, zodat het publiek niet alleen de historische gebeurtenis herkent, maar zich er ook emotioneel verbonden mee voelt. ‘Het gaat daarbij niet zozeer om het weergeven van de feitelijke waarheid. Er wordt een nieuwe werkelijkheid geschapen die mooier en waarachtiger is: een utopie. Daarbij gaat het om wat goed voelt, om hoe het had kunnen zijn’, zegt Yoon. Sommige schilderijen tonen bijvoorbeeld een overvloed aan voedsel en blije boeren met een overweldigende oogst.

Hoewel kunstenaars in Noord-Korea binnen de strikte grenzen van het socialistische systeem moeten werken, kunnen ze volgens Yoon wel degelijk hun talent tonen en hun creativiteit uiten. ‘Ideologische emotie wordt aangeleerd, maar het is aan de kunstenaar om door middel van kleurgebruik, licht en het plaatsen en portretteren van de karakters de juiste esthetische emoties op te wekken en zo de mensen te raken. Daarbij is het helemaal niet erg om bepaalde elementen te overdrijven, te verzinnen of juist weg te laten.’

Yoon bespreekt in haar proefschrift een reeks schilderijen, waarbij ze laat zien hoe de revolutie en het Noord-Koreaanse leiderschap worden gelegitimeerd. ‘Op schilderijen die de Japanse bezetting tonen, is arbeid bijvoorbeeld altijd vreselijk zwaar en verschrikkelijk. Maar diezelfde arbeid is tijdens de wederopbouw na de Koreaanse oorlog onder het leiderschap van Kim Il Sung juist een feestelijke aangelegenheid. Ondanks het zware werk zien we vrolijke en opgewonden gezichten. De moedige arbeiders glimmen van trots. Sommigen steken hun armen in de lucht van blijdschap of ze omhelzen elkaar.’

Draaien schilderijen uit de jaren ’60 vooral om anti-Japanse guerrilla-activiteiten en traditionele revolutionaire thema’s, vanaf de jaren ’70 komt de vergoddelijking en de personencultus van Kim Il Sung echt op gang. ‘Hij wordt vaak afgebeeld in het centrum van schilderijen, terwijl anderen zich vol bewondering om hem heen verzamelen.’

Het doel van de kunstwerken is dus niet om de werkelijkheid weer te geven, maar de pijn van het dagelijks leven te verzachten. Zelfs in landschapsschilderijen worden wolken weggelaten om nog meer trots op het magnifieke vaderland op te roepen. ‘Ook al zijn de voorstellingen misschien niet helemaal waar, het geeft de mensen een goed gevoel.’