Studentenleven
Vuurspuwen is supermannelijk
Esha Metiary
woensdag 26 februari 2014
© Taco van der Eb

‘Tuffen! Alles uittuffen, ook het water!’ De deelnemers van de open activiteit van AEGEE-dispuut Dispar Vulgo staan op een rijtje als walvissen water te sproeien, ter voorbereiding op de paraffine die ze straks in hun mond gegoten krijgen. Voordat de steekvlam je uit de bek schiet, wil je er natuurlijk voor zorgen dat er zo min mogelijk misgaat. Want wie van plan is met de fakkel te zoenen kan vaarwel tegen zeggen wenkbrauwen, baardje, snor, of welke gezichtsbeharing dan ook.

Afstand is dus geboden, maar ook is het niet geheel onbelangrijk dat je de resten olie uitspuugt. ‘Als je straks de olie inslikt, zit je drie dagen op de plee. Dat wil wel flink doorspoelen, maar verder is het niet schadelijk hoor’, lacht instructeur Nathan Renting (28), broer van organisator Casper Renting (20, culturele antropologie).

De vijftien participanten hebben zich verzameld in de achtertuin van Renting, waar diens broer op vriendelijke maar besliste Brabantse toon staat uit te leggen wat de do’s en don’ts zijn van het vuurspuwen. Broer Renting: ‘Ik ben best makkelijk, maar loop niet te fucken. Dat vind ik niet tof.’ ‘Moeilijke jeugd’, vult zijn broertje grinnikend aan.

Zijn de cursisten nerveus? ‘Nee man, dit is toch supermannelijk?’ zegt Joost Dalhuijsen (21, Economie Bestuur en Management), maar naast hem zijn de dames het niet helemaal met hem eens. Merel Frentz (19, politicologie): ‘Ik heb in een domme bui gegoogled wat er kan misgaan en de filmpjes gekeken. Had ik niet moeten doen.’ Ze kijkt een beetje angstig naar het vuur en schudt daarna haar hoofd. ‘Ik ben echt bang. Ik haak af.’

Aan Steven Binkhorst (22, bedrijfseconomie) de eer van de eerste vlam. De hitte en plotselinge explosie van licht zorgen voor verbazing, waardoor er abrupt gestopt wordt met sproeien. Een straaltje olie druipt over zijn kin en naast hem veegt de instructeur zijn bril af. Binkhorst trekt een vies gezicht terwijl hij zijn kin afveegt met een theedoek. ‘Het smaakt een beetje naar… Ja, hoe zou je dit nou omschrijven? Vaseline!’ Dit levert hoongelach en een aantal opgetrokken wenkbrauwen van de rest van de mannen op. ‘Hoe weet jij nou weer hoe vaseline smaakt?’

Waar de natuurtalenten al snel de bijnaam ‘drakenbek’ krijgen, is niet iedereen in de wieg gelegd voor het vuurspuwen. De een weet er een heuse vuurstraal uit te persen, terwijl de volgende slechts een lullig fonteintje produceert en grotendeels over eigen kleren heen sproeit. IJsbrand Terpstra (20, geschiedenis) haalt op een tenenkrommende manier zijn keel op en spuugt de fluim tussen de net opkomende narcissen. ‘Je krijgt er in ieder geval wel een schrale bek van.’

De dames, die eerst vertwijfeld om zich heen stonden te kijken – heel erg ladylike is het niet – reutelen er op los. In korte tijd is het tuffen uitgegroeid tot een tweede natuur en een uur later wordt er nog steeds geregeld gerocheld. De lentebloempjes zullen niet lang meer gedijen.