Wetenschap
Als de man van huis was...
In de zeventiende en achttiende eeuw waren Hollandse vrouwen even crimineel als mannen. De Leidse historica Manon van der Heijden schreef een boek over hun misdaden.
Vincent Bongers
woensdag 26 februari 2014

Oh, nee. Engelse Kaat was weer eens dronken. Dan kon je maar beter een blokje om gaan. Haar gedrag was inmiddels berucht in de Rotterdamse buurt waar ze woonde. Ze was haast elke dag bezopen en viel dan mensen lastig. Maar nu was ze echt te ver gegaan. Toen ze met een fles drank in de hand over de rand van haar onderdeur hing, had ze tegen een voorbijkomende koetsier gezegd: ‘Wat let mij om deze fles in uw gezicht te slaan?’

Om vervolgens de daad bij het woord te voegen en de arme man een blauw oog te meppen. De koetsier en de buurt pikten het niet en stapten naar de officier van justitie. Engelse Kaat werd opgepakt. Welke straf ze kreeg, is niet duidelijk.

De zaak over deze dame met losse handjes, uit de zomer van 1750, komt uit het zogeheten ‘vechtboek’ van Rotterdam, waarin snelrechtzaken zijn gedocumenteerd. Tussen 1643 en 1795 arresteerden de Rotterdamse ordebewakers duizenden vrouwen op verdenking van agressief gedrag of onhebbelijkheden. Hoogleraar stadsgeschiedenis Manon van der Heijden dook in de stadsarchieven om alle zaken langs te lopen. ‘Er werd weinig geteld tot nu toe. Er zijn nu voor het eerst cijfers over een langere periode.’

In haar boek Misdadige vrouwen concludeert ze dat criminaliteit in de zeventiende- en achttiende eeuw niet zoals tegenwoordig vooral een mannenzaak was. ‘In sommige jaren was de helft van de zaken of zelfs meer de dader een vrouw. Aan het dagelijks geweld op straat doen vrouwen bijna even hard mee als mannen. Een groot deel van hun leven speelt zich af op straat. Ze bezoeken kroegen, worden dronken en maken ruzie. Sommigen terroriseren de buurt. Het komt zelfs voor dat buurtbewoners vragen om zo’n ruziemaakster te verbannen. De normale straf was echter: een tijdje vastzetten op water en brood.’

In de archieven van de gewone rechtbank duiken weinig gewelddadige vrouwen op. ‘Maar in sommige steden bestond ook een lagere rechtsvorm. Die heette afhankelijk van de stad “correctie- of vechtboeken” of “kwade klap”. Daaruit rijst een ander beeld op: een heel hoog percentage aan vrouwen die geweld plegen. Soms meer dan veertig procent. Niemand betwist dat gemiddeld gezien mannen meer geweld plegen en vaker crimineel zijn. Maar blijkbaar is het zo dat het onder bepaalde omstandigheden kan veranderen.’

De vrouwen knokten niet alleen, maar waren ook goed vertegenwoordigd in het dievengilde. ‘Ze stelen heel gericht, weten de mooie spulletjes te vinden. Vaak is dat omdat ze als dienstmeisje werken bij rijke burgers. Het jatten van bijvoorbeeld een brood op de markt, komt weinig voor. De vrouwen azen op luxegoederen als zilver en porselein, die populair worden in de achttiende eeuw. Het verkopen van gestolen goederen is vaak het domein van vrouwen. Ze worden vaker veroordeeld voor heling dan mannen.’

Heeft ze een verklaring voor het hoge aantal misdadige vrouwen? ‘In de Republiek was het vrouwenoverschot groot. Er zaten heel veel migranten in de steden. In Leiden is in de zeventiende eeuw meer dan de helft van de bevolking migrant. Een groot gedeelte van hen is vrouw.’

Daarnaast was zeevaart hier heel belangrijk in Holland. ‘Het vrouwenoverschot was hierdoor extremer. Veel vaak getrouwde mannen zaten op schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Het was de bedoeling dat zij vijf jaar weg bleven, maar in de praktijk liep dat op tot tien jaar. De helft komt al helemaal niet terug. Gevolg: een grote groep zeemansvrouwen zit alleen. Zij willen een nieuw leven beginnen met een partner die ook geld binnen brengt. Vrouwen mochten echter alleen hertrouwen als ze konden bewijzen dat hun echtgenoot dood is. Veel van hen pleegden dan ook haast gedwongen overspel. In de zeventiende eeuw wordt de wetgeving aangepast. Als je man vijf jaar weg is en je hebt niets van hem gehoord en er zijn redenen om te denken dat hij niet meer terugkomt, dan mag je hertrouwen.’

Door de afwezigheid van mannen krijgen vrouwen vrijheden die uniek zijn voor de Republiek. ‘Ze krijgen meer mogelijkheden dan elders om onafhankelijk van hun echtgenoot te handelen, mogen financieel beleid voeren en een bedrijf opzetten. Ze spelen een grote rol in de publieke ruimte. In Leiden wordt soms zestig procent van de kraampjes op de vismarkt beheerd door vrouwen. Als het minder gaat en ze moeten overleven dan zien ze een uitweg in de criminaliteit. Ze gaan eerder het verkeerde pad op. Sociaal-economische omstandigheden zijn dus heel bepalend.’

Vrouwen pleegden echter zelden moord en doodslag. En doodden vrouwen toch, dan ging het meestal om kindermoord. ‘Dat komt relatief vaak voor omdat vrouwen wanhopig zijn’, zegt Van der Heijden. ‘Ze zijn zwanger van mannen die hen in de steek laten of langdurig weg zijn.’ De 23-jarige Rotterdamse Lijsbeth Jooste van Noordeloos bijvoorbeeld. In 1720 had ze eerst geprobeerd haar zwangerschap te verbergen, ook voor haar ouders, bij wie ze in huis woonde. Ze was doodsbang voor de schande die een ongehuwd moederschap met zich mee bracht - haar verkering Claes was inmiddels naar Indië vertrokken. Na de bevalling zette ze haar duimen op de keel van de baby gezet om het gehuil te smoren. Ze had overwogen het kindje mee naar huis te nemen, vertelde de schoonmaakster later tijdens de rechtszaak. Maar het was alsof ‘ijmant agter haer stont, die zeijde goeit het in het water’. In eenzaamheid en radeloosheid deed ze dat ook: ze smeet haar pasgeboren kindje in de Maas.

Uit de rechtszaak blijkt dat vroedvrouwen het voor haar opnamen. Ze vertelden dat Lijsbeth ‘eenigsints dolagtig’ was en ‘zoo nu ende dan niet wel bij haer sinnen’ was. De rechters lieten zich niet vermurwen. Lijsbeth kreeg de doodstraf en werd gewurgd met een koord aan een paal.

Er was ook een schrijnende vorm van ‘misdaad’, waarvoor vrouwen werden veroordeeld: incest. ‘Dat werd bloedschande genoemd. Je leest over vaders die hun dochter misbruiken en vertellen: “Zo hoort het, dit is normaal.” Of: “Je mag het aan niemand vertellen want anders heeft je moeder verdriet.” Vaak weet de buurt en de familie allang dat er misbruik plaatsvindt. Ze vinden het heel erg, maar vooral voor hun eigen reputatie. Medelijden met het meisje is er niet. Het lijkt op zaken rond eerwraak die in onze tijd spelen. Vrouwen werden niet gestenigd zoals nu in bepaalde contreien gebeurt, maar kregen soms wel de doodstraf.’

Komt er weer een tijd dat vrouwen net zo crimineel worden als mannen?

‘Het aandeel vrouwen in de misdaadstatistieken neemt weer iets toe. De hele twintigste eeuw was het tien procent, nu stijgt het weer naar vijftien tot twintig procent. We hebben het heel lang heel goed gehad waardoor er allerlei sociale voorzieningen kwamen. Maar als die steeds verder afbrokkelen, komen er mogelijk weer meer vrouwelijke criminelen. Maar het wordt niet meer zoals en paar eeuwen geleden.’

Manon van der Heijden, Misdadige vrouwen.

Criminaliteit en rechtspraak in Holland 1600-1800

Uitgeverij Prometheus/ Bert Bakker, 280 pgs., € 24,95