Nieuws
Allemaal mannen? Geen probleem
De carrièremogelijkheden voor vrouwen aan de universiteit leidde maandag tot een stevige discussie in de universiteitsraad. Volgens een deel van de vrouwelijke studenten in de raad is de emancipatie zo goed als voltooid. Het personeel in de raad denkt daar heel anders over.
donderdag 6 februari 2014

De raad is bezig met een advies over het stuk Personeel in cijfers 2013 van de universiteit.

‘In het adviesvoorstel staat dat de raad positief is over het streven van de universiteit naar 25 procent vrouwelijke hoogleraren’, merkte Linda Bleijenberg van promovendipartij PhDoc op. ‘Ik vind dat eigenlijk een beetje weinig. Dat mag hoger.’ Joost Augusteijn van personeels-partij AbvaKabo had ook moeite met de formulering.

‘Je kunt het nu interpreteren als: mochten er 27 procent vrouwelijke hoogleraren zijn dan moet dat omlaag naar 25.’ Universiteitsraadsvoorzitter Jasmijn Mioch stelde voor om er maar dan maar minimaal een kwart van te maken in het advies.

Blijenberg was het ook niet eens met een waarschuwing tegen ‘doorslaande positieve discriminatie.’ ‘Het lijkt me niet dat je met 25 procent doorslaat.’ Janna Vermolen van studentenpartij SGL en voorzitter van de raadscommissie die het advies opstelde, reageerde hierop: ‘Het is goed als je net wat meer rondkijkt om een vrouw te vinden voor een baan, maar het gaat er uiteindelijk om dat je de beste persoon op de beste functie krijgt. Ik studeer rechten en bij ons wordt er scherp op gelet dat vrouwen gelijke kansen krijgen. Ik vind dat je doorslaat wanneer je drie mannelijke bestuursleden hebt en de vierde per se een vrouw moet zijn.’

Haar collega van de SGL, Merel Schuppert: ‘Ik vind ook dat de beste persoon de baan moet krijgen. Als het gevolg is dat we een faculteit hebben met alleen maar mannen, is dat prima.’

Floske Spieksma van personeelspartij UB: ‘Het is natuurlijk stomvervelend als je het idee hebt dat je een baan hebt gekregen omdat je een vrouw bent. Aan de andere kant is het heel moeilijk te bepalen wie nu de beste persoon voor een baan is. Vrouwen stellen zich bijvoorbeeld vaak bescheidener op tijdens sollicitatiegesprekken. Mannen zijn explicieter.’

Zij kreeg steun van Augusteijn: ‘Het is bewezen dat vrouwen om allerlei redenen minder makkelijk worden aangenomen dan een man. Ook bij gelijke geschiktheid. Ze presenteren zich anders en in de benoemingscommissie zitten voornamelijk oude mannen met een bepaald idee over hoe een hoogleraar er uit hoort te zien. Vrouwen worden achtergesteld. Daar moet je als universiteit rekening mee houden.’ VB