Columns & opinie
Brief: Stop met boetes
De omstreden boetes bij Rechten bewijzen dat de universiteit zich gestaag ontwikkelt tot een geprikklokte leerfabriek, betoogt Hendrik Kaptein. Afschaffen, die overbodige regelzucht.
woensdag 29 januari 2014

Er moet iets aan de hand zijn, willen wij als Leidse rechtenfaculteit een landelijke krant als de Sp!ts, de Tweede Kamer en zelfs de voorpagina van Mare halen. We staan er gekleurd op: ‘met boetes bij te late inschrijving voor tentamens handelt Leidse rechtenfaculteit in strijd met de wet’. ‘Misschien niet rechtsgeldig, maar wél effectief’, stelde daarop de faculteit. Niet niks, gegeven de gewenste voorbeeldfunctie van de academisch-juridische opleiding. Straks gaat een student nog aangifte doen van afpersing. Dan hebben we nog meer nieuws, goed voor de aandacht, maar nog minder voor de instroom…

Of komt het zo ver niet? De inspectie sprak al geruststellende woorden: naast collegegelden mogen geen extra kosten verplicht worden gesteld, tenzij die aantoonbaar in het belang zijn van de student. Of woorden van gelijke strekking meer, er op neer komend dat strijd met de wet mag zolang mensen er beter van worden. Misschien is dat toch niet zo’n sterk uitgangspunt. Volgens de boeken proberen we studenten het omgekeerde te leren: strijd met de wet mag alleen als mensen anders onredelijk nadeel ondervinden.

Studenten worden er helemaal niet beter van en de faculteit evenmin. Van oudsher wordt verplichte inschrijving voor tentamens voorgesteld als onvermijdelijk om te weten hoeveel studenten zullen verschijnen. De ervaring leert anders, niet alleen omdat ingeschreven studenten niet allemaal komen opdagen én ook nog hun tentamens inleveren. Afgezien van een doodenkele uitzondering kan op grond van onderwijsdeelname aardig worden geschat hoeveel studenten tentamen komen doen. Dat zal ook wel moeten, want boeking van tentamenzalen moet natuurlijk zijn geregeld lang voor sluiting van de tentameninschrijving. Daarmee lijkt de belangrijkste reden voor het systeem en de boetes lucht te zijn.

Schrijver dezes was aan een rechtenfaculteit elders in het land jarenlang verantwoordelijk voor dit hele gebeuren. Zonder inschrijving, al dan niet op straffe van uitsluiting, liep alles goed af. In ieder geval waren er geen problemen met te veel of te weinig tentamenplaatsen en dat lag maar ten dele aan betrokken leidinggevende - die overigens vaak genoeg heeft geprobeerd om ook in Leiden binnen en buiten de rechtenfaculteit het tij van procedurele overbodigheden te keren.

Saaier was het wél, want er waren geen incidenten al dan niet ter tentamenzitting, daarop volgende overleggen, boetes, boze mensen, klachten, bezwaren, beroepszaken, nieuwsberichten en Kamervragen. Minder zinloze procedures kosten minder ergernis en vooral: minder werktijd en geld. Maar ja, we hebben dat prachtige nieuwe computersysteem en dan moeten we er iets mee doen ook. Het heeft miljoenen én miljoenen te veel gekost en het zou toch zonde zijn om al die prachtige mogelijkheden te laten liggen.

Maar laat ons geen slaven worden van het systeem. Al hebben we uiteindelijk toch Usis gekregen, nu is het de kunst om het zo lean and mean mogelijk te gebruiken. Veel te veel werktijd gaat op aan automatisering om de automatisering. Het tentameninschrijfsysteem (officieel zal het wel anders heten) is maar één van vele symptomen van deze kwaal. We willen alles regelen, totdat wij er achter komen dat als alles lijkt te zijn geregeld juist door die regelingen nieuwe problemen ontstaan. Waardoor weer nieuwe regels en procedures moeten worden bedacht en ingevoerd en zo tot in het schier oneindige door.

De boete bij te late tentamen-inschrijving biedt hiervan een bedenkelijk voorbeeld. Weigering van niet-ingeschrevenen leidde tot gedoe, ook omdat nogal eens dankzij ons prachtige computersysteem niet altijd duidelijk was wie nu was ingeschreven en wie niet. Dus werd er uit medelijden een mouw aan gepast: betalen aan de zaal en je mag toch meedoen. Gevolg: nog meer gedoe. Zo zijn we terug bij af en zal zonder twijfel een nadere regeling worden bedacht om de afdoening van boeteprocedures in goede banen te leiden. Tot we omkomen in de bureaucratie.

Waar zijn wij aan begonnen? En hoe vergeten is de academische vrijheid? Aangedreven door de intussen alweer opgegeven afrekening van universiteiten op productie van afgestudeerden heeft de universiteit zich gestaag ontwikkeld tot een geprikklokte leerfabriek, draaiend om procesbeheersing terwijl het moet gaan om leren en studeren in vrijheid. Wél mogen onze studenten oefenen met mislukte computersystemen, niet alleen als zij proberen zich in te schrijven voor tentamens. Een leerschool voor later? Ja, maar van weinig academische allure. We maken kinderen van studenten, in keurslijven van regels en procedures die permanent afdoen aan de eigenlijke opleiding tot zelfstandige beoefening van wetenschap.

“Hoeveel mensen werken hier? – Ongeveer de helft.” Een oude grap over bureaucratie en een nieuwe academische waarheid, als je kijkt naar verhoudingen van onderwijzers, onderzoekers en anderen aan de universiteit. Tegen de helft van ons personeel is bezig met tentameninschrijfsystemen en nog veel meer, een iets grotere helft wijdt zich aan onderwijs en onderzoek. Die universitaire kerntaken kunnen natuurlijk niet worden verwerkelijkt zonder administratie. Maar te veel zinloze administratie drukt geld en aandacht voor kerntaken weg.

Niets ten nadele van al onze goed werkende administrateurs. Daar gaat het niet om, ook al maken zij wel eens werk om zichzelf en anderen aan de gang te houden. Wij allemaal moeten leren dat administratieve problemen niet worden opgelost door nog meer administratie. Wil niet alles regelen. Neem afstand, stap uit de vertrouwde sfeer van regels, regeltjes, procedures, protocollen, computerprogramma’s en andere papieren problemen, kijk eens goed wat wij eigenlijk aan het doen zijn en probeer tenminste piecemeal iets van overbodige en contraproductieve administratie uit de wereld te helpen. Te beginnen bij verplichte inschrijving voor tentamens.

Hendrik Kaptein is universitair hoofddocent rechtsfilosofie