Achtergrond
Wij zijn net wasmachines
Oud worden? De agenda van Douwe Breimer (70) verzet zich ertegen. Tussen alle drukke werkzaamheden door was de oud-rector bereid om voor Mare het nieuwe boek van verouderingsprofessor Rudi Westendorp te recenseren. ‘Oud is niet out.’
Douwe Breimer
vrijdag 24 januari 2014

Op het moment dat het verzoek van Mare dit boek te bespreken op mijn e-mail binnenkwam, zat ik bij de presentatie ervan in Museum Boerhaave. Niet zozeer omdat ik een primaire interesse in dit onderwerp heb, maar veeleer omdat ik voorzitter ben van de raad van toezicht van dit prachtige museum en probeer zoveel mogelijk interessante evenementen bij te wonen.

Op mijn leeftijd (70) zou het wellicht wel passend zijn echte interesse in “oud worden” te hebben, maar mijn nog volle agenda verzet zich daartegen. Bij de boekpresentatie op 9 januari waren honderden belangstellenden, mede omdat de televisieserie Eeuwig Jong van Omroep MAX daar ook werd gelanceerd. Professor Rudi Westendorp werd geïnterviewd door Ciska Dresselhuys en meteen al werd duidelijk dat we hier met een serieus boek te maken hebben, niet gebaseerd op allerlei meningen over dit onderwerp, maar op feiten en wetenschappelijke analyses.

Westendorp heeft een ietwat parmantige wijze van optreden (altijd met vlinderstrik!), maar dat past goed bij zijn heldere, assertieve en inhoudelijk overtuigende antwoorden op gestelde vragen. Hij bood het eerste exemplaar aan burgemeester Lenferink aan, omdat het boek– zoals hij zei – bedoeld is voor het grote publiek, oftewel alle burgers en de burgemeester nu eenmaal de “meester van alle burgers” is. Zijn inhoudelijke overtuigingskracht bleek ook diezelfde avond toen hij bij DWDD zat met een serieus betoog, met humor, niet van de wijs te brengen en tevens een groot publiek aansprekend.

Heel anders is dat met die televisieserie Eeuwig Jong, waarvan de afgelopen week een paar uitzendingen te zien waren, en waarin allerlei bizarre gedragingen van mensen worden getoond zoals het zich op moment van overlijden laten invriezen tot minus 200 graden in de hoop ooit weer tot leven te kunnen komen. Of mensen die zichzelf de hele dag vitamines en specifieke voedingsbestanddelen toedienen en zich injecteren met testosteron, teneinde de veroudering van hun lichaam (en geest!) zo lang mogelijk uit te stellen. In het boek van Westendorp is geen enkele grond voor dergelijk gedrag te vinden, integendeel, het bevat geen ‘recepten’ om veroudering tegen te gaan, maar het bespreekt en analyseert op een heldere manier waarom wij mensen steeds ouder worden en de implicaties daarvan.

Dát we steeds ouder worden, weten we al heel lang; in nog geen honderd jaar steeg de gemiddelde levensverwachting van 40 naar 80 jaar en als iemand tegenwoordig 65 wordt, komen daar gemiddeld nog eens 20 jaar bij. En iemand die in het jaar 2000 is geboren maakt een gerede kans 100 jaar te worden: de huidige jonge generatie wordt ‘eeuweling’ stelt Westendorp.

Hoe dat komt, legt hij uit met het uitgangspunt dat alle biologische systemen van lijf en hersenen primair gericht zijn op voortplanting en overleving. Bij vroegere, slechtere levensomstandigheden en gebrek aan medische zorg leverde dat een piramidale opbouw van de bevolking op: veel nakomelingen met relatief vroege sterfte. Tegenwoordig heeft de bevolkingsopbouw veel meer de vorm van een wolkenkrabber: minder geboortes, zeer geringe kindersterfte en van alle leeftijden bijna evenveel, met een topje van de ‘zeer sterken’.

Natuurlijk treden er haperingen op in ons lichaam naarmate de leeftijd vordert - ‘net zoals bij een wasmachine’, schrijft Westendorp - maar vaak zijn die te verhelpen door het repareren of vervangen van onderdelen. Bovendien beschikken wij over een sterk herstelvermogen in ons DNA en pas als er combinaties van functiestoornissen optreden die onvoldoende kunnen worden hersteld, gaat het net als bij een complex systeem als een wasmachine, definitief mis.

Dan zijn we in de fase van de kwetsbaarheid van het leven aangekomen – die je zo lang mogelijk kunt proberen uit te stellen door gezond te leven en door te gaan met werken of actief te blijven - en kan er vaak niet meer worden gerepareerd of vervangen en moet er veeleer naar het totaal functioneren, de gehele mens, worden gekeken.

Daarom zou volgens Westendorp de huidige geneeskunde, ingericht voor afzonderlijke organen en ziektes, goeddeels moeten verdwijnen om plaats te maken voor die met algemene, geïntegreerde kennis om zo verscheidene tegelijkertijd optredende aandoeningen het hoofd te kunnen bieden. Tevens hoort de zorg er veel meer rekening mee te houden dat mensen heel verschillend oud worden en kalenderleeftijd daar niet de juiste maat voor is. Het bijbehorende uitgangspunt: probeer iedereen zo lang mogelijk de regie voor de eigen levensinrichting te laten houden. Je kunt blijven leven met een lijf vol onvolkomenheden en gebreken, met voldoende vitaliteit (levenslust), goede zorg en een motiverende sociale omgeving (‘oud is niet out’) kan het leven tot op hoge leeftijd nog heel plezierig zijn. Dat ‘welbevinden’ wordt in het laatste deel van het boek treffend beschreven door 90-plussers te citeren.

Al lezende is het bijna vanzelfsprekend dat ook Westendorp tot de conclusie komt dat we nu zeker tot ons 70e en bij voorkeur 72e jaar moeten blijven werken, enerzijds omdat dat voor de meeste mensen gemiddeld fysiek en geestelijk mogelijk en wenselijk is, maar ook omdat het maatschappelijk moet om ons pensioen- en zorgstelsel betaalbaar te houden.

Ik kan mijzelf nog goed herinneren hoe wij jaren geleden binnen de universiteit probeerden oudere wetenschappers vervroegd te doen uittreden om plaats te maken voor jongere. Feitelijk is dat nog steeds actueel, want wat mij betreft mag het niet zo zijn dat door ouderen langer te laten werken jongeren moeilijker een baan vinden. Het uitgangspunt ‘voor iedereen een baan’ telt voor mij zwaarder dan ‘iedereen met een baan zo lang mogelijk doorwerken’.

Is het boek alleen interessant voor oudere mensen of ook voor jongere? Ik denk voor beiden. Voor de oudere om beter te begrijpen wat er met hen op kortere of langere termijn zal gebeuren, hoe dat komt en hoe daar mee om te gaan. Voor de jongere om hen het besef bij te brengen dat ze ‘eeuweling’ worden en ze zich daarom moeten voorbereiden hun eigen levensloop daarop in te richten.

Dat betekent dat er andere bagage nodig is dan nu, een eenmalige professionele of wetenschappelijke opleiding zal hoogstwaarschijnlijk volstrekt onvoldoende zijn om een leven lang op te teren. ‘Een leven lang leren’ is nog altijd een wat inhoudsloze frase in ons land, maar de jongere van nu zal het daar toch van moeten hebben om zich voortdurend aan te kunnen passen aan veranderende omstandigheden en een leven lang inspirerend werk te hebben of actief bezig te zijn.

Westendorp (1959) is sinds 2000 hoogleraar ouderengeneeskunde in Leiden en directeur van de Leyden Academy on Vitality and Aging. Hij is niet de eerste die vanuit Leiden grote publieke belangstelling wekt met dit onderwerp. In 2006 hield de hoogleraar gerontologie Dick Knook, die bijna 40 jaar verouderingsonderzoek had gedaan - met name bij TNO - zijn afscheidscollege getiteld Het Methusalem Mysterie, dat in 2008 bij Prometheus in boekvorm verscheen met als ondertitel: Vergrijzing: zegen of bedreiging? En hoewel ook hij geen recepten levert voor gezond ouder worden heb ik van Knook al lang geleden het motto ‘Use it or lose it’ onthouden: probeer alle lichaamsfuncties zo lang mogelijk aan te spreken, te oefenen, in de veronderstelling dat dan ook de betreffende functies lang intact blijven.

De mensen die na afloop van de boekpresentatie het boek van Westendorp kochten, troffen daarin een persoonlijk ondertekende boodschap van hem aan: ‘Oud worden is de enige manier om lang te leven. VITALITEIT is het middel om daar iets van te maken. Ik wens u veel succes met het geven van invulling daaraan.’

Rudi Westendorp, Oud worden zonder het te zijn. Uitgeverij Atlas Contact, 302 pgs.

Douwe D. Breimer is emeritus hoogleraar farmacologie en oud-rector magnificus/voorzitter van het college van bestuur