Columns & opinie
Mijnheer de professor: De terugkeer van D.M. Sanders
vrijdag 24 januari 2014
© Silas.nl

‘Ik bel met een verzoek.’ Hm. Bij mijn onfortuinlijke afscheid anderhalf jaar geleden had de decaan niet alleen mijn baan, maar ook mijn onmogelijke liefde van mij afgepakt. Voor het laatst had ik hem gezien toen hij in een kroeg zat te vozen met - nee, haar naam zal ik niet meer noemen. En nu, me doodleuk even opbellen? Met een ‘verzoek’? Ik was boos over de brutaliteit - maar ik voelde ook genoegdoening. Hij had me nodig. Hij kwam met hangende pootjes bij me terug. Het decaantje. De carrièrebureaucraat.

Een collega was vertrokken met onbepaald zwangerschapsverlof. De tiende dit jaar. Decaantje wist zich geen raad. ‘De loden last van de emancipatie’ - ik had hem nog nooit zo gehoord. Er moest vervanging komen, in godsnaam geen vrouw. De vraag was: had ik al een nieuwe baan?

Dat was november. Zojuist had ik nog wat schorseneren geoogst in mijn biologisch-dynamische volkstuintje. Gehecht was ik geraakt aan mijn herwonnen vrijheid. Sinds mijn vlegeljaren kende ik niets anders dan werk: succesvolle boeken, minder succesvolle bundels, papers, ronkende projectvoorstellen, uit de duim gezogen valorisatieparagrafen, huilende studenten. Ik was wel toe aan wat verstrooiing.

Mijn moestuin floreerde; in de avonduren hertaalde ik Javaanse Capita Selecta van de oude meester Couperus. Juist was ik begonnen aan Oostwaarts, een werk waarin ik mijn postkoloniale teleurstelling een plaatsje kon geven. Ik maakte lange strandwandelingen. Steelse gedachten over een mevrouw Sanders, ooit in een verre toekomst, liet ik bij vlagen toe.

Maar toch, het idee terug te keren in het onderwijsgedruis lonkte. Mijn hart ligt bij de universiteit. Puistenkoppies - ik verachtte ze en hield van ze. Ik besloot de handschoen op te nemen.

En zo kwam het, dat ik na anderhalf jaar relatieve beslotenheid, vorige week weer met mijn aktetas het Rapenburg op stiefelde. Het was vroeg en nog donker, mistflarden dreven over het water. De hele academie lag op één oor, slechts een verdwaalde arbeider haastte zich naar de fabriek. In het beruchte kippenhok op nummer 120 hapten studentes in hun kussens.

In het Gravensteen was één venster verlicht. Die mooie traditie van disciplinering en tucht, voortgezet door de hoofdredacteur van Mare. Een ferme klop op het raam. Trouwe hondenogen. ‘Dé-si-derius!!!’ De koffie was lauw en smaakte naar cichorei. Ik vertelde over mijn comeback als gastdocent. Natuurlijk, hij wist het allang. ‘Weet je nog? Die column van jou… We krijgen nog steeds brieven binnen. Waar je gebleven bent. Dus. Wat zeg je ervan… Om de week?’

D.M. Sanders is terug. Als gastdocent en als columnist van Mare. Hij verhaalt elke twee weken over zijn ervaringen. Contact? d.m.sanders@mail.com