Nieuws
Onenigheid over geldigheidsduur tentamens
De universiteitsraad wil dat elk individueel tentamen minimaal vier jaar geldig blijft en geeft daarom een negatief advies over het model onderwijs- en examenregelingen (OERen) voor collegejaar 2014-2015 dat door het college van bestuur is opgesteld.
donderdag 12 december 2013

Het college wil deze termijn slechts aan de faculteiten adviseren en ruimte laten om af te wijken. Dan moet het college daar wel toestemming voor geven.

De raad en het college komen volgende week woensdag samen om een oplossing te zoeken voor de onenigheid over de termijn. Lukt dat niet dan dreigt een bestuurlijke crisis.

Het model is een richtlijn aan de faculteiten. Die wordt vastgesteld door het college na advies van de universiteitsraad. In het door het college voorgestelde model wordt de verplichte geldigheid van minimaal vier jaar van tentamens losgelaten. En dat is onacceptabel, vindt de universiteitsraad. In het kader van de rechtsgelijkheid van studenten mag er onder geen voorwaarde afgeweken worden van de vierjaarstermijn.

De kwestie over de geldigheidsduur van cijfers is een halszaak voor de raad. Dat is het gevolg van ontwikkelingen bij de faculteit rechten. Het rechtenbestuur besloot na instemming van de faculteitsraad dat de cijfers van studenten die langer dan vier jaar deden over hun bachelor vervielen. Zij konden hun hierdoor hun studie niet vervolgen. Minister Bussemaker floot de faculteit terug en de weggestuurde studenten krijgen alsnog de kans om hun studie te redden.

De raad vindt dat rechten met deze invulling van de vierjaarstermijn via de achterdeur een bsa heeft ingevoerd en dat is beslist niet de bedoeling. Deze sluiproute moet dan ook worden afgesloten.

De raad wil overigens ook graag advies geven over voorgestelde afwijkingen van het model. Het college ziet dat niet zitten. Vice-rector-magnificus Simone Buitendijk noemde het tijdens de raadsvergadering maandag ‘onwenselijk’.

‘Het hoort niet in de universiteitsraad thuis. De medezeggenschap vindt in dit soort gevallen in de faculteitsraad plaats. Die kunnen beter beoordelen of iets in het belang van de studenten en medewerkers van de faculteit is dan de universiteitsraad. Daarna is het aan het college om een eventuele afwijking goed te keuren.’

Joost Augusteijn van personeelspartij AbvaKabo: ‘Ik vraag me dan toch af wat de waarde van het model is als de faculteit met toestemming van het college kan afwijken. Het lijkt ons een redelijk verzoek om ook te mogen adviseren over afwijkingen.’

Buitendijk hield voet bij stuk. ‘Het is mogelijk dat een faculteit iets doet met instemming van het college dat de raad wellicht graag anders had gezien.’