Columns & opinie
Column: Kikkerbilletjesrecepten
donderdag 5 december 2013

De VVD heeft in de afgelopen maand een aantal uitermate stupide Kamervragen over windenergie gesteld. En dan bedoel ik echt ongelooflijk dom. Behalve dat de partij zich bij mij eeuwig belachelijk maakt, doet dat er verder natuurlijk niet toe, want niemand heeft er iets van meegekregen. Wat ik echter graag met jullie wil delen is de hilarische mailuitwisseling die volgde toen ik de verantwoordelijken had opgespoord.

Allereerst: de tamelijk obscure website fibronot.nl had twee jaar geleden onder de spectaculaire kop ‘de dodelijke keerzijde van windenergie’ een artikeltje geplaatst over het gebruik van Neodymium-magneten in windturbines. Daarin staat dat ‘duizenden zieke inwoners van de plaats Baotou het gevolg zijn van de windmolenhype in Nederland en omringende landen.’ Dit slaat natuurlijk helemaal nergens op (hierover later meer).

De ‘Groene Rekenkamer’ (ik had er ook nog nooit van gehoord) presteerde het vervolgens om niet alleen dit flutstukje integraal over te nemen, maar daar ook nog eens zelf een enorme rekenfout aan toe te voegen. Dit rapport nam de VVD mee naar de Tweede Kamer en ging daar zeuren dat windenergie toch echt niet zo goed was als iedereen deed voorkomen. Daarvoor had de VVD overigens ook al Kamervragen gesteld over de doden die zouden vallen door het gebruik van ijzer in windturbines.

Echt waar. IJzer. Maar goed.

Neodymium is een metaal dat voornamelijk voor een bepaald soort supersterke magneet wordt gebruikt. Sommige moderne windturbines, de zogeheten direct-drive-turbines, gebruiken daar ruwweg een ton van. Deze turbines kwamen in 2006 op de markt. Pas rond 2011 kregen ze wereldwijd een marktaandeel van ongeveer zestien procent. Op een conferentie werd onlangs gemeld dat de vraag naar neodymium vanuit de windenergiebranche weer sterk was gedaald.

De productie van neodymium was historisch gezien een chemische nachtmerrie, maar sinds 2010 heeft de Chinese overheid grote schoonmaak gehouden. Overigens worden neodymiummagneten vooral voor auto’s gebruikt (goed voor een kwart van de totale productie), of computers (15 procent). Windenergie komt met de beste wil van de wereld niet verder dan vijf procent. Behoorlijk overtrokken dus, die dodelijke windturbines.

Natuurlijk klom uw columnist onmiddellijk in de pen. De Groene Rekenkamer reageerde niet op een e-mail. Fibronot.nl gelukkig wel. De woordvoerster meldde dat het in haar ervaring moeilijk communiceren was met mensen als ik. Omdat ze het somber inzag voor mijn wetenschappelijke carrière raadde ze me aan om kookboeken te schrijven met kikkerbilletjesrecepten.

Dat vond ik grappig, dus ik stelde een shootout voor: we leggen beiden onze referenties op tafel, en als ik onverhoopt geen gelijk had zou ik al kokhalzend een pan kikkerbilletjes naar binnenwerken en fibronot van fotografisch bewijs voorzien.

Grote fout.

Eerst kreeg ik een heel verhaal over Palestijnse terroristen over mij heen. En aan deze kant van de wereld ook al niet veel soeps. De woordvoerster schreef: “Die onverdraagzaamheid, Benjamin, wordt mede veroorzaakt door mensen zoals jij, die ons land met hun liegen over het milieu, naar de ondergang leiden.”

Nou. Die kan ik op mijn CV zetten.

Behalve als die hele club in berenvellen op de hei woont, wil ik niet geloven dat ze daadwerkelijk met doodzieke Chinezen te doen hebben. Alles is immers onder niet al te beste omstandigheden made in China. Echte, fanatieke tegenstanders van windenergie dus, zoals je die alleen in Amerika zou verwachten.

Kijk, dat de VVD dit soort kul als excuus aangrijpt om windenergie af te zeiken, snap ik wel. Die partij vertegenwoordigt immers het grote geld, en het kapitaal is doodsbang voor een echte energierevolutie. Want dat zou ze zo een biljoen euro kunnen kosten.

Maar waarom zouden willekeurige mensen zich zo hysterisch vastklampen aan het overduidelijk onzinnige idee dat windenergie op de een of andere manier slecht voor het milieu zou zijn. Dat is toch interessant? Ik ga op onderzoek uit. Hopelijk in een volgende column meer!

Benjamin Sprecher

is promovendus bij het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden