Achtergrond
De donkere kamer van Catena
In het fotoboek Oud netvlies laten drie studievrienden het Leiden uit de jaren zestig zien: van studenten op solexen tot de veemarkt.
Marleen van Wesel
woensdag 27 november 2013

‘Op Catenafeesten ging het er heel avantgardistisch aan toe. Mensen fotografeerden elkaar, renden naar ons, waarop wij de foto’s ontwikkelden en vergrootten in de donkere kamer van Catena. Voor het einde van de avond hingen ze al aan de muur van de feestzaal.’

Rob Bouwman (1940) legde samen met zijn latere vrouw Maret Boerma (1942) en studievriend Gerrit Wolters (1941) zijn Leidse studententijd vast op de gevoelige plaat. In het fotoboek Oud netvlies verzamelden ze onlangs hun zwart-witfoto’s van het Academiegebouw, de Pieterskerk, de Burcht, de grachten en de bruggetjes. Maar ook: studenten op solexen, biervaten die per schuit door de grachten werden aangevoerd, Volkswagenbusjes en Citroën 2CV’s, tramlijnen door de hele stad en bij Molen de Valk een wekelijkse veemarkt met varkens, koeien, schapen en klompen.

Bouwman kwam uit Nederlands-Indië en Boerma bracht een deel van haar jeugd door in Italië. Ze leerden elkaar kennen op de middelbare school in Den Haag. Als studenten kwamen ze naar Leiden, waar ze Wolters tegenkwamen. ‘Een tikkeltje provinciaal, toen zeker’, beschrijft Boerma hun eerste indruk van de stad.

‘Er waren ook maar vier restaurants waar je als student terecht kon’, vult Bouwman aan. ‘Eentje met Hollandse hap, twee Chinese en één Indische, en verder de mensa van Catena, waar je voornamelijk enorme aardappels kreeg voorgeschoteld.’ Boerma: ‘Het was ook gezellig, maar die gezelligheid moest je vooral binnen je vereniging zoeken. De stad zelf was grauw en verkrot, met veel onbewoonbaar verklaarde huizen.’ Die zijn te zien in hun boek.

Bouwman: ‘De grote sprongen kwamen pas eind jaren zeventig, begin tachtig, dankzij een goed doortimmerd plan van de gemeente. Intussen veranderde er al wel eens wat, zoals de trams die voortdurend door de Breestraat reden.’

‘Een eindeloos gezeur’, vindt Boerma. ‘Al mis ik de blauwe tram door wel een beetje. Die bracht een mooie sfeer met zich mee.’

Bouwman legde ook zijn eerste Leidens Ontzet vast met zijn camera. ‘Van mijn hospita hoorde ik dat iedereen alle kwartjes en dubbeltjes opspaarde om in een keer uit te geven. Er liepen plotseling types door de stad die je normaal nooit zag.’

Boerma fotografeerde dan weer het uitzicht vanuit haar studentenkamer. ‘Die was op de bovenste etage van een meisjeshuis aan de Nieuwe Rijn. Aan alle kanten had ik ramen, die ik in de winter met plastic afplakte. Met een petroleumkacheltje was het nog steeds zó ontzettend koud. Studeren deed ik meestal maar in de UB. De huisbaas liet ons dan wel weer ongemoeid onze gang gaan. Bij mijn eerste hospita mocht ik geen herenbezoek na een bepaalde tijd.’

Bouwman werkte na zijn studie chemie bij Shell en Boerma, die rechten studeerde, ging aan de slag bij een notaris en later bij de dienst sociaal wetenschappelijk onderzoek van de Universiteit Leiden. Op een periode in Amerika na zijn ze altijd samen in Oegstgeest, Leiden of Leiderdorp blijven wonen.

Met fotograferen zijn ze nooit gestopt. ‘Dat is toen onze gezamenlijke passie geworden en dat is het altijd gebleven’, vertelt Boerma. ‘Zeker nu we verre reizen maken. Naar China, Tanzania, Vietnam, Laos, Cambodja, Nieuw Zeeland, Zuid-Afrika… En dan vergeet ik er vast nog een paar. We komen telkens terug met duizenden foto’s.’

Voor volgend jaar staat Myanmar in de planning. ‘Ook Leiden hebben we nog geregeld gefotografeerd. Maar we hebben geen volgende fotoboeken in de planning hoor.’

Oud netvlies was eigenlijk ook niet gepland. Bouwman: ‘Een paar jaar geleden kwam Gerrit langs met een cadeautje, zo’n Albelli-boek vol foto’s. Naar aanleiding daarvan hebben we onze negatieven overgedragen aan de beeldbank van de Historische Vereniging Oud Leiden.’

Van honderdvijftig foto’s met voornamelijk stadsgezichten maakten ze een nieuw Albelli-boek. Bouwman: ‘Alleen voor onszelf en de beeldbank hoor, die dingen kosten al gauw vijftig euro per stuk. Er bleek echter een uitgever in het gezelschap te zitten die ons boek graag wilde uitgeven. Precies zó. De overige foto’s wilde hij niet eens zien.’

Veel studententafereeltjes zoals hierboven kwamen daardoor juist niet in het boek terecht. Bouwman: ‘Als we het vooraf geweten hadden, hadden we Leiden misschien systematisch afgestroopt. Maar misschien hadden we dan met het badwater het kind weggegooid. Nu is het een verzameling foto’s die niet verstoord wordt door beelden van mensen die je niet kent.’

Hij wijst op de typische auto’s op sommige stadsgezichten. ‘Normaal probeerde ik die altijd van de foto’s te weren, auto’s vond ik niet zo interessant. Maar voor de kenners is nu juist daaraan goed te zien dat die foto’s uit de jaren zestig komen.’ Zelf deelde hij in zijn studententijd de afgedankte auto van de groenteboer met een paar vrienden. ‘Die hadden we voor dertig gulden per man met z’n vijven overgenomen.’

Rob Bouwman, Maret Boerma en Gerrit Wolters

Uitgeverij Ginkgo, 72 pgs. €15