Achtergrond
Sporten tussen de oren
Naast studiepunten willen topsportende studenten ook titels scoren. Daarbij draait het om meer dan alleen fysieke fitheid. Hoe gaan zij met mentale druk om tijdens een wedstrijd?
Sybren Eppinga
woensdag 13 november 2013
Daan Meily: 'Je ligt zo in het water. Het is niet alleen techniek.'

Hard tegen hard

Daan Meily (19) is windsurfer en doet mee in de slalomklasse. Hij studeert International Studies aan de Campus Den Haag.

‘Het was mijn eerste WK. Natuurlijk is het heel gaaf om in een internationaal veld te surfen. Ik had de spanning voor mezelf behoorlijk opgebouwd. Trainingen gingen supergoed, maar het werd te veel. De wedstrijden liepen minder. Het ging in iedere bocht mis. Je ligt zo in het water. Kennelijk is het niet alleen techniek.

‘Na dat WK dacht ik: het moet anders. Ik ben gaan nadenken en praten met de goede jongens van het windsurfen over hoe ik mij kon focussen. Zij zeiden dat ik een liedje in mijn hoofd moest afspelen. Sindsdien speel ik ‘Me and Mrs. Jones’ van Michael Bublé in mijn hoofd af. Dat is echt lekker rustig. Het neemt het laatste beetje spanning weg.

‘Nu zeg ik ook een week van tevoren tegen mezelf: "Het is maar een wedstrijd." Ik ga er dan heel chill in. Vooraf loop ik rond en klets ik wat. Ik houd me zoveel mogelijk bezig met andere dingen. Ik zorg altijd dat mijn spullen op tijd klaar liggen, zodat ik me niet hoef te haasten. Zo blijft de spanning weg. Vijf minuten voor de wedstrijd spreek ik niemand meer en draai ik muziek. Dan stap ik met een glimlach het water op.

‘Er hangt wel een relaxte sfeer bij het windsurfen. Bij een NK kennen we elkaar allemaal en zeker na afloop van een wedstrijd is iedereen weer vrienden. Maar op het water is het vechten. Dan gaat het hard tegen hard. In mijn klasse moet je met tien man met 60 kilometer per uur zo snel mogelijk om de eerste boei heen. Dan is het soms duwen. Vaak gaat het goed. Maar bij de internationale wedstrijden moet je altijd op de Franse jongens letten.

‘Ik hoef niet elke dag op het water te zijn. Dat kan ook niet altijd vanwege een tekort aan wind. Dan ga je hardlopen, fietsen of naar de sportschool. Maar ook dan heb ik altijd muziek op. Het heeft echt een positief effect.’

Fouten parkeren

Sigrid Spangenberg (25) won vorig jaar goud bij het jeugd EK bridge. Zij doet de master Asian Studies.

‘Ik zou niet eens weten hoe vaak ik Nederlands kampioen ben geworden. Bij een WK of EK speel je twee weken lang drie wedstrijden per dag. Die wedstrijden duren soms wel drie uur. Dat vraagt veel concentratie. Om gefocust te blijven probeer ik goed te eten en ontspannen naar bed te gaan. Maar dat valt niet mee. Bij grote toernooien en zeker bij spannende wedstrijden val ik altijd kilo’s af, van de spanning. Maar ik vind het juist lekker, want dan ben ik wel scherp.

‘Bridge gaat eigenlijk om fouten beperken. Ter voorbereiding op een WK of EK hebben wij ook drie of vier sessies met een sportpsycholoog. Zo heb ik geleerd mijn fouten te "parkeren". Hoe? "Denk aan een lange gang, waar aan het einde een kistje staat, stop hem er in en doe het deurtje dicht."

‘Tijdens een wedstrijd zitten vier spelers – twee teams - aan tafel, met een schot ertussen, zodat je geen oogcontact kan maken met je partner. Je zit dus naast je tegenstander. Het is een kleine wereld dus je kent elkaar wel. Soms heb je gesprekken tussendoor. Maar ik haal mensen niet expres uit hun concentratie. Ik heb wel moeten leren om zelfverzekerder aan tafel te zitten. Je moet je tegenstander natuurlijk nooit laten zien dat je slechte kaarten hebt. Soms gaat een tegenstander, vooral onervaren speelsters, met haar kaarten friemelen. Maar toch zie je nooit zonnebrillen zoals bij poker.

‘Eén keer was een tegenstander zo boos na een misverstand met haar teamgenote dat zij haar kaarten onder het schot doorgooide, recht in mijn gezicht. Het kostte mij te veel energie om boos te worden. Ik wilde winnen.

‘Een paar dagen voor een groot toernooi gaan wij altijd al naar de speelzaal om te wennen. Dat vind ik prettig. Voor elke wedstrijd ga ik ook altijd even op het plekje zitten waar ik ga spelen. Dat je weet wat je kan verwachten en wat er om je heen gebeurt. En ik doe altijd iets aan waar ik mij prettig in voel. Dat is misschien iets vrouwelijks, maar ik voel me daar goed bij.’

Minder denken, meer genieten

Mila Muyselaar (21) werd afgelopen zomer wereldkampioen hockey met Jong Oranje. Zelf studeert zij psychologie.

‘Het mentale gedeelte is steeds belangrijker geworden. De topsport is hard. Om beter te presteren moet je sterk in je schoenen staan. Daarvoor moet je jezelf kennen. Dat leer ik natuurlijk wel bij psychologie.

‘Bij mij ging het niet altijd goed. Bij het WK zaalhockey, vorige winter, gingen de ballen er niet in. Ik moest meer zelfvertrouwen krijgen.

‘De bondscoach zei dat goed zijn om met een mental coach te werken. Zo heb ik geleerd om me snel over een gemiste kans heen te zetten. Get over it. Ook echte internationals maken fouten.

‘Hockey is een teamsport. Maar bij Jong Oranje merk je - meer dan bij je eigen club - dat het ieder voor zich is. Dan is het belangrijk om jezelf te laten zien. Die druk om te presteren maakte me onzeker. De coach zei dat ik blij mocht zijn dat ik erbij was en moest genieten. Dat ben ik ben meer gaan doen. Ik ging minder nadenken. Nu ben ik te oud om nog voor Jong Oranje te spelen. Het verschil met het Nederlands team is groot. Maar als het voorbij komt, zeg ik daar zeker geen nee tegen.

‘In de competitie speel ik dit seizoen bij HDM. Het is vallen en opstaan. Niet dat mijn teamgenoten mij persoonlijk aanvallen hoor. Maar het voelt soms dat wel zo als het niet lukt. Zondag miste ik nog een grote kans, maar uiteindelijk wonnen we. Dat maakt het een stuk makkelijker. Ik heb geleerd snel over dingen heen te stappen. Nu ga ik – hup – door.’

Ontspannen winnen

Geneeskundestudent Floris Gerts (21) werd vorig jaar Nederlands studentenkampioen wielrennen.

‘Het was het einde van het seizoen. De dag ervoor had ik een wedstrijd gereden in Groningen. Ik moest helemaal naar België. Ik had zeven maanden gekoerst en vond het eigenlijk wel welletjes. Ik was ook al een keer uit geweest. De wedstrijden gingen goed, maar net niet goed genoeg. Had ik maar aangevallen, dacht ik, dan had ik gewonnen.

‘In België voelde ik me fysiek niet helemaal sterk, was over mijn hoogtepunt heen. Ik dacht: wat heb ik te verliezen? Ik won de race uit een soort ontspannenheid.

‘In het peloton daag je elkaar uit. Voor de wedstrijd gebeurt er soms ook wat. Als iemand met een vieze fiets aankomt, krijgt hij van iedereen te horen wat hij in vredesnaam bij de wedstrijd komt doen. Maar een bidon tussen de wielen laten vallen is bijvoorbeeld echt not done.

‘Als je goed bent, demarreer je nog wel eens zonder leeg te zijn. Maar juist als het minder gaat, moet je kunnen doorbijten. Er was ook een periode dat ik wat ziekjes was, te veel wedstrijden reed en te hard trainde. Ik ben redelijk realistisch en wist dat ik rust nodig had. Alles valt of staat met het stellen van goede doelen. Ik moest van mezelf twee klassiekers winnen. Misschien iets te hoog gegrepen, maar het lukte. De buit was binnen. Nu mag ik gaan rijden voor de Rabobank Development Team.

‘Ik kan het wielrennen ook loslaten. Waar andere jongens echt profwielrenner willen worden, heb ik altijd nog mijn studie achter de hand. Dat zorgt natuurlijk voor rust. Ik hoef niet per se. Ook woon ik in Leiden in een Minervahuis. De combi van fietsen en ontspanning zorgt voor die rust. Die ontspannenheid helpt mij. Maar ik wil wel mijn kansen grijpen.’