Columns & opinie
Geen Commentaar: Hersengekronkel
Marleen van Wesel
woensdag 13 november 2013
© Silas.nl

‘Stel, je hebt een slot dat je met heel veel verschillende sleutels kunt openen. Dat is dan geen goed slot’, legde een bevriende Leidse student Nederlands me vorige week geduldig uit. ‘Maar wanneer je een sleutel hebt, waarmee je heel veel sloten kunt openen, dan is dat wel een goede sleutel.’

Haast geen speld tussen te krijgen. We hadden het over promiscuïteit en of mannen daar beter mee weg­kwamen. En we hadden al een paar biertjes op, dat ook. Maar helaas zijn daarmee niet alle genderverschillen uit de wereld te helpen, of juist te verklaren.

In oudpapiercontainers botsten intussen de volgende ronkende krantenkoppen tegen elkaar: ‘Onderzoek wijst uit: mannen zijn beter in alles’, van vorige maand, en ‘Meisjes leveren leeuwedeel van groeiend aantal studenten’ van afgelopen week. (Ja, daar moet een extra ‘n’ tussen, maar de auteurs in kwestie waren nu eenmaal geen mannen.)

In 1950 studeerde er per tien mannen één vrouw af, in 1980 waren daar slechts drie mannen voor nodig. Tegenwoordig halen per vijf vrouwen nog maar vier mannen een universitair diploma.

Hoe goed mannen ook zijn - in alles - dat zij moeilijkere studies zouden kiezen ligt niet ten grondslag aan dat verschil. Dat staat in het deze week verschenen adviesrapport van de Onderwijsraad, waarin de stand van educatief Nederland wordt vastgesteld. In de sociale wetenschappen heeft 76 procent van de vrouwen tegenover 67 procent van de mannen na acht jaar studeren een diploma; in de natuurwetenschappen en informatica is dat 82 tegenover 69.

Het is overigens wel degelijk waar dat minder vrouwen kiezen voor een studie in de richting van wiskunde, natuurkunde, techniek of ICT. Véél minder. Althans, in Nederland dan. In België, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en de Verenigde Staten zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen voor elk van die studierichtingen een stuk minder groot. In Duitsland is zelfs meer dan de helft van de wiskunde- en statistiek­studenten vrouw, evenals bijna de helft van de natuurkundestudenten. Ik geloof er niks van dat het de hersenen zijn, die aan de andere kant van de grens net even anders kronkelen.

Ook te lezen in het rapport: al in groep vier zijn meisjes minder goed in rekenen. Hebben jongens echt zoveel

vaker een wiskundeknobbel, of slaat die roze stofzuiger in de Bart Smit-folder uiteindelijk een wiskundedeuk in het zelf­vertrouwen van meisjes van zeven? Misschien zitten sommige verschillen meer tussen onze oren, dan in onze hersenen. Die zitten tenslotte ook tussen onze oren. Langzaamaan kiezen meer meisjes op het vwo al voor een natuurprofiel. Het is evengoed niet ondenkbaar dat het achterblijven van jongens op de universiteit inmiddels ook door cultuuropvattingen wordt veroorzaakt. Het is zonde om je daardoor te laten determineren. Aan een sleutel die afbreekt voor je de poort naar je eigen toekomst geopend hebt, heb je immers niet zoveel.