Columns & opinie
Column: Vorm boven inhoud
woensdag 13 november 2013

Na ruim twee jaar was het dan eindelijk zo ver. Mijn eerste paper was af. Over de milieuschade die bij de productie van neodymium magneten komt kijken. In mijn tocht om alle informatie bij elkaar te sprokkelen had ik honderden literatuurreferenties uitgeplozen en niet minder dan zeven co-auteurs aan mijn artikel toegevoegd.

Naïef als ik was, dacht ik dat dit het zou zijn. Versturen naar een tijdschrift en klaar. Op naar mijn volgende

paper.

‘Oh klein PhD onderzoekertje’, moesten de goden hebben gegniffeld, ‘wij zijn nog lang, lang niet klaar met jou!’

Binnen een uur kreeg ik een e-mail terug.

Rejected.

Omdat ik me niet aan de regels had gehouden. Welke regels? Die archaïsche regels over allesbehalve de

inhoud van mijn paper. Zoals over wanneer je voetnoten mag gebruiken. Dat je wel het woord discussie maar niet het woord conclusie mag noemen in het conclusie/discussiestukje. Dat elke grafiek meetelt als 400 woorden, behalve als het een ongedefinieerd ‘grote grafiek’ is. Dat telt als 800 woorden.

De handleiding waarin dit alles beschreven staat telt ruim 60 pagina’s. Er is mij verteld dat deze gewoonte van lang, lang geleden stamt, toen wetenschap nog werd bedreven zonder Google en met typemachines. Wetenschappelijke bladen ontwikkelden toen ongelooflijk ingewikkelde stilistische eisen om te ontmoedigen dat onderzoekers een paper tegelijkertijd bij twee verschillende tijdschriften indienden.

Meerdere pogingen tot versturen en meerdere afwijzingen later kwam het er op neer dat ik een niet nader gedefinieerd

ToC-plaatje moest inleveren. Na flink wat googlen concludeerde ik dat ze een plaatje wilden van mijn Table of Contents.

Net zo min als dat je je bij de Taliban afvraagt waarom ze nou eigenlijk een willekeurige marktplaats opblazen, vroeg ik mij op dat moment al lang niet meer af waarom ze in godsnaam een apart plaatje zouden willen van mijn inhoudsopgave.

Een dag later kreeg ik een vinnig mailtje terug.

Rejected.

‘Wij willen geen plaatje van je inhoudsopgave. Wij willen een ToC-plaatje.’

Met een bijgevoegde addendum van de stijlgids, waar in een aantal bladzijden (!) werd uitgelegd dat ze een grafiekje of plaatje wilde hebben dat ze bij de abstract op de voorpagina van het artikel konden plaatsen.

Prima. Ik kies een willekeurige grafiek uit, open mijn mailprogramma om eindelijk de finale versie van mijn paper op te sturen en zie een e-mail van een van mijn co-auteurs. De legendarische professor, die ooit de magneten ontdekt heeft waarnaar ik onderzoek doe. Ik was toentertijd supertrots dat hij aan mijn paper wilde meewerken.

Nu mailt hij: ‘Everything going allright with the submission process?’

Shit! Blijkt dat die stomme secretaresse niet alleen mij al een maand aan het terroriseren is met de style guide, maar ook nog eens telkens al mijn co-auteurs in de cc had gezet. Mooi is dat. Maandenlang heb ik me druk lopen maken over mijn schrijfstijl, alinea-indeling, en tussenkopjes. Allemaal zodat mijn co-auteurs mij een competente PhD’er zouden vinden waar ze nog wel een keer mee willen samenwerken. Allemaal tenietgedaan door die archaïsche regeltjes, waar ik – eerlijk is eerlijk – geen zin in had aandacht aan te besteden.

Ik open mijn paper om nog een laatste keer te kijken of ik toch nog een geïnspireerder ToC-plaatje kan bedenken dan een standaard oplopende-lijngrafiek. Ik scan nog eens door mijn conclusies. Tot mijn verbazing zie ik dat de getallen en grafieken voor geen meter kloppen. Slordig copy/paste-werk, waar ik per ongeluk de getallen van de eerste, meticuleus vormgegeven tabel drie keer repliceerde.

Wat kunnen we hier nou van leren? Vorm boven inhoud, zelfs in de wetenschap.

Benjamin Sprecher, Promovendus bij het Centrum voor Milieuwetenschappen