Achtergrond
'Dit land lag bijna knock-out'
Vrijdag beslist de ministerraad of er Nederlandse militairen naar Mali worden gestuurd. Een Leidse promovendus werkt ter plekke als adviseur voor de VN-Vredesmissie. ‘Als het hier een puinzooi is, heeft dat ook voor ons gevolgen. Een veilig Europa begint hier.’ ‘Het contrast is groot. Een maand geleden zat ik nog tussen de twintigjarigen in de Leidse UB het laatste hoofdstuk van mijn proefschrift te tikken’, zegt Martin van Vliet (34) aan de telefoon vanuit een hotel in Bamako, de hoofdstad van Mali. ‘En nu zit ik hier.’ Van Vliet is naast Leids promovendus ook medewerker van de VN-Vredesmissie in het land. Hij is een van de adviseurs van Bert Koenders, de leider van de missie en oud-minister van Ontwikkelingssamenwerking. ‘Ik onderhoud contact met politici en invloedrijke mensen in de samenleving zoals religieuze leiders. Ik stel daar dan rapporten en achtergrondanalyses over op. Het is keihard werken. We beginnen om acht uur ’s ochtends en gaan door tot elf uur ’s avonds. En dat zeven dagen in de week.’
Vincent Bongers
donderdag 31 oktober 2013
Overzicht van de situatie in Mali afgelopen januari.

Vrijdag neemt de ministerraad een besluit over het sturen van onder andere Apache-gevechtshelikopters en commando’s om deze missie, die op 1 juli van start ging, te ondersteunen. Om die reden wil Van Vliet niets zeggen over de wenselijkheid van Nederlandse militaire inzet. ‘Dat is aan de Nederlandse regering en het parlement.’

Het noorden van Mali viel vorig jaar maart in handen van moslimextremisten en rebellen. Sinds januari strijden de Fransen tegen de jihadisten, omdat Mali tot 1960 een kolonie was van Frankrijk. Inmiddels heeft de Malinese regering een tijdelijk vredesakkoord met de rebellen gesloten. Van Vliet: ‘Wij ondersteunen het proces om tot een duurzame vrede te komen. Sinds er sprake is van mogelijke Nederlandse militaire steun, hebben we het nog drukker. Er is een vloedgolf aan journalisten over ons heen gekomen.’

Van Vliet is Mali-kenner en heeft het land al vaak bezocht. ‘Ik weet veel van de geschiedenis en de politieke verhoudingen in Mali. En dat is zeldzaam. Eerst werd ik gevraagd om achtergrondartikelen te leveren. Vervolgens kwam het verzoek om zelf naar Mali te gaan. Dat wilde ik graag, ondanks dat ik drie maanden geleden getrouwd ben. Het is wel een wat eenzame honeymoon. En ik blijf nog elf maanden.’

Hij kwam er eigenlijk bij toeval ooit terecht, zegt hij. ‘Ik studeerde sociologie der niet-westerse samenlevingen en wilde in 2002 als onderzoeksproject een half jaar door Bolivia fietsen. Dat werd afgewezen omdat het te gevaarlijk was. Toevallig kwam ik in contact met iemand die onderzoek deed in Mali en wel een fiets voor mij kon regelen. En dus peddelde ik op de fiets door het zuiden. Van dorp tot dorp deed ik interviews om meer te weten te komen over de geschiedenis van het Malinke-volk. Later heb ik nog voor Het Nederlands Instituut voor Meerpartijendemocratie gewerkt. Ik kreeg de opdracht om Mali te helpen de democratie te versterken. Dat is dus niet zo goed gelukt.’

Mali werd in het Westen lang als een modeldemocratie gezien. ‘Toen ik daar rondliep, heb ik gezien dat dit idee op los zand is gebaseerd. Het is een arm land. Een groot deel van de bevolking woont op het platteland. Bij verkiezingen gaat maar dertig tot veertig procent van de bevolking naar de stembus. Politici met een eigen, kleine machtbasis bepaalden alles.’

Daarnaast was er enorm veel criminaliteit. ‘Het land werd een draaischijf voor de smokkel van cocaïne. Twintig procent van wat er in Europa werd gesnoven kwam via de Sahel. Wat dat betreft was Mali wel vergelijkbaar met Mexico. Dat is nu wel verbeterd.’

En er waren nog meer problemen. Een deel van de Toearegs, een Berbers nomadenvolk in het Noorden, wilden meer autonomie en een deel zelfs onafhankelijkheid. Dat probeerden ze met geweld te bereiken.

Van Vliet: ‘Ik was maandag in Timboektoe, in Noord-Mali. Daar zie ik tekenen van hoop. Sinds anderhalve week zijn daar de scholen eindelijk weer open. Het was gaaf om de drommen lachende kinderen naar school te zien wandelen.’

‘Maar ik zag ook al de kapot geschoten winkels en gebouwen. De inwoners van deze stad hebben de laatste jaren zoveel ellende meegemaakt. Die kregen eerst een groep rebellerende Toearegs op hun dak. Die plunderden alle winkels en maakten zich schuldig aan verkrachtingen. Die werden vervolgens weer verdreven door de een aan Al Qaida gelieerde groepering: Al Qaida in de Islamitische Maghreb (AQIM). Dat zijn oorspronkelijk Algerijnse islamisten. Zij voerden de sharia in. Vrouwen moesten gesluierd, roken mocht niet meer. Malinese pop luisteren op je mobieltje: streng verboden. Er werden keiharde lijfstraffen ingevoerd.’

De Fransen hebben hen begin 2013 verjaagd en de orde hersteld. Maar de noordelijke groeperingen blijven gevaarlijk. Er zijn regelmatig gewelddadige uitvallen. Het is in Timboektoe nu een stuk veiliger en de stad komt weer tot leven. Maar er blijven risico’s voor aanslagen.’

Ondanks alle problemen krabbelen de Malinezen weer een beetje op. ‘Maar het land heeft bijna knock-out gelegen. Dan sta je niet gelijk weer fluitend touwtje te springen. Maar hun veerkracht is onvoorstelbaar. Dat is mooi om te zien.’

Maar hoe nu verder? Volgens Van Vliet is het belangrijk dat het conflict niet ontspoort in een open etnische strijd. ‘Een aanzienlijk deel van de Toearegs staat niet achter de rebellen en is niet gewelddadig. Ik merk ook dat bijvoorbeeld religieuze leiders dat steeds benadrukken. Ik sprak een imam in Timboektoe en die hamerde hier ook op. Het gaat er uiteindelijk om hoe verschillende groepen water en grond delen. ‘Maar om dat goed te regelen moet er nog veel gebeuren.’

Van Vliet benadrukt dat een veilig Mali in ieders belang is. ‘Het is goed voor het Westen dat het land en de regio minder instabiel worden. Als het hier een puinzooi is, heeft dat voor ons ook gevolgen.

‘Een veilig Europa begint hier. Niet alleen wat betreft stromen vluchtelingen. Criminelen hebben voordeel aan instabiliteit. En onveiligheid in de Sahel straalt ook uit richting Noord-Afrika. Het is voor iedereen beter dat het goed gaat in Mali. Daar speelt de internationale gemeenschap een rol in, vooral als het gaat om het verbeteren van de veiligheidssituatie. Maar de oplossing voor vrede in dit land ligt bij de Malinezen zelf.’