Studentenleven
De perfecte haal
Bij toeval begon ze in Leiden te roeien. Zeven jaar later werd biologe Marie-Anne Frenken wereldkampioene. ‘Zeker in het begin vroeg ik me af of het allemaal wel de moeite waard was.’
Thomas Blondeau
woensdag 25 september 2013
© Marc de Haan

De gestroomlijnde, mouwloze armen van de wereldkampioene rusten op het plakkerige blad van een tafel die schots en scheef staat in de soos van roeiclub Njord.

Pardon, de Koninklijke Studenten Roeivereniging Njord. Het was dat corporale wat Marie-Anne Frenken (26, heldere, amberkleurige ogen, geen spreekpauzes) overtuigde om tijdens haar Elcid-week in 2006 lid te worden. Tijdens die overvolle introductiedagen wanneer iedere vereniging zich als een onmisbaar onderdeel van de toekomst presenteert, nam ze plaats op de roeimachine. ‘Even een 250 metertje. Niet slecht, zeiden ze toen.’

Ze had nog nooit op zo’n ding gezeten, laat staan in een boot. Verleden week werd ze op deze vereniging gehuldigd omdat ze samen met drie andere ‘lichte dames’ de snelste op de 2000 meter was tijdens het WK in Korea.

Niet slecht, dat zullen wel meer aspirant-leden hebben gehoord. Ze lacht. ‘Ik kwam in Leiden om biologie te studeren. Ik wilde bij een vereniging en wilde weer iets sportiefs doen. Halverwege mijn middelbareschooltijd ben ik naar Amerika verhuisd. Toen heb ik mijn hele Nederlandse leven opgezegd. Daarvoor zat ik op paardrijden.’ Van de ene elitesport naar de andere?

‘Ja, zo klinkt het wel een beetje. Maar nee, thuis roeide niemand. Roeien betekende veel trainen, wedstrijden, dat leek me wel lekker toen.’ Waar de meeste studenten de boot ingaan voor lol en een beetje gezond lijf, werd Frenken steeds fanatieker. ‘Ik werd er heel enthousiast van, vond het leuk om er meteen veel voor te doen.’

Op die manier kwam ze steeds verder in de selectie en belandde ze in haar eerste jaar in de wedstrijdboot met acht roeiers. ‘Vanaf toen werd het serieus. Als we in het begin om zeven uur ’s ochtends afspraken om te trainen, benieuwde het me wel wie er allemaal zou komen opdagen. Maar iedereen stond er gewoon.’ Die gedrevenheid pakte haar. Ook het roeien zelf: ‘Gewoon buiten op een bootje, heerlijk.’

Dan, feller: ‘Het mooiste aan het roeien is: Je gaat op zoek naar de perfecte haal. Roeien is één beweging die je voortdurend herhaalt. Daarom vinden veel mensen het al snel saai en gaan ze terug op voetbal. Maar voor mij is dat net de charme. Dat je in heel kleine details net nog wat beter kunt worden. Roeien gaat om hoe je het blad in het water zet en hoe je die door het water beweegt. Zo gaat de boot vooruit. Op het verste punt, op precies het goede moment moet het blad erin. En dat is gewoon heel moeilijk. Overal, op iedere millimeter, kun je winst pakken.’

En met dat samenspel van kracht en precisie is Frenken dus al acht jaar bezig.

Wedstrijdroeien gaat toch verder dan het slijpen van techniek of het genieten van aanspannende spieren en opvliegende meerkoeten? Je onderwerpt je als student al aan een collegerooster, waarom dan ook nog eens aan een trainingschema, een dieet? ‘Dat komt geleidelijk. Je roeit ook voor de gezelligheid, je teamgenoten, de ploegetentjes. Langzaam ga je steeds verder. Veel mensen stoppen ook na één of twee jaar. Ik, ik ging door. Ik merkte dat ik goed was en was benieuwd naar wat ik nog kon bereiken. Nu beschouw ik me ook als topsporter in vergelijking met de mensen die hier roeien. Een wereld van verschil, ja.’

Topsporter, dat ze dat ooit zou worden, had ze vroeger nooit bevroed. Laat staan de eerste dame van Njord zijn die wereldkampioene werd. Hoe ze daarin slaagde, werd eind augustus voor de buitenwereld geboekstaafd door als eerste boot in de categorie ‘lichte dames dubbelvier’ over de eindmeet te schieten. Voor de leek, een lichte dame ben je tot 57 kilo, dubbelvier betekent vier roeiers in een boot met elk twee riemen.

Op de site van Njord is het filmpje van de wedstrijd in de Zuid-Koreaanse stad Chungju na te zien. Bij aanvang zie je de boten van Rusland, Korea, Australië, Italië, de VS en Nederland dobberend wachten om hun startposities in te nemen. Is het de kennis achteraf die maakt dat de Nederlandse ploeg er scherper gefocust uitziet dan de rest? Door hun witte Aegon-petjes en iriserende zonnebrillen zijn de roeisters niet van elkaar te onderscheiden. ‘

Mixed results through the year’ hoor je de sportpresentator nog zeggen. ‘Dat moment voor de start onderga je heel wisselend. Een vreemd gevoel van rust ontstaat door die spanning, door die concentratie. Er was een enorme tribune vol aanmoedigende mensen met trommels en toeters, maar daar heb ik niets van meegekregen. Mijn ouders vroegen nog of ik ze had gezien. Maar nee, daar was ik totaal niet mee bezig.’

Heeft ze door het roeien niet meer gemist? Een traditioneel studentenleven bijvoorbeeld? ‘Dat was soms wel eens lastig, ja. Zeker in het eerste jaar heb ik mij wel afgevraagd of het allemaal de moeite waard was. Moest ik er niet meer van genieten? Maar roeien won het toch altijd.’ Is ze wel eens dronken geweest? ‘Zeker. Vorige week nog (lacht). We vieren hier ook de overwinningen aan het eind van het seizoen en dan gaat het helemaal los.’

Dit jaar is ze ook nog eens afgestudeerd als biologe. En dat terwijl ze de laatste jaren twaalf keer per week trainde. ‘Natuurlijk moet je keuzes maken. Bij mijn studie hoort een zware stage. Ik heb toen aan de professor gevraagd of ik dat in deeltijd kon doen. Want roeien staat op nummer 1. Rond de wedstrijden deed ik zelfs helemaal niets aan mijn studie.’ Haar sport had een wel gunstig effect op haar eigenbeeld. ‘Ik heb er veel zelfvertrouwen door gekregen. Als we in groepjes moesten werken, deed ik vaak de presentatie.’

Op het videoverslag haar WK-wedstrijd is te zien hoe de Koreanen sterk – en schril schreeuwend – starten. De eerste 500 meter wijst nog niets erop dat de Nederlanders zich gaan onderscheiden. ‘Met een reserve-teamgenoot deelde ik een kamer, we konden niet slapen. Te veel spanning. We zijn toen maar een rondje gaan lopen.’

Frenken zit in deze race ‘op slag’, achter haar rug zitten de drie teamgenoten. In deze eerste positie bepaalt ze het tempo (32 slagen per minuut) en coördinatie van de roeihaal. Met haar voeten bediende ze het roer. ‘Aziaten schreeuwen wel vaker. Spanjaarden kunnen er ook wat van. Nederlanders niet. Ja, iemand geeft commando’s of zegt wanneer we druksprintjes gaan doen. Maar dat is niet om te imponeren.’

De laatste halve kilometer is duidelijk wie de winnaar wordt. De commentaarstem heeft het over de rustige uitstraling, de gelijkmoedigheid van de Nederlandse dames. Met bijna een bootlengte afstand tot nummer twee, de VS, gaan ze over de eindmeet. De roeister tasten achter zich naar een hand van een teamgenoot, krijgen nog net een arm omhoog in een vreugdegebaar.

Onder de plankenvloer van de soos hangen de boten in stellages. Sommigen zijn vernoemd naar roemruchte Njord-leden. Wanneer gaat de Frenken te water? ‘Misschien gebeurt het als ik lid af ben.’ Of in 2016, na de Olympische Spelen in Rio, ‘hopelijk zit ik erbij.’ Nu viert de topsporter nog even vakantie. Ze had afgelopen weekend twee wedstrijden.