Columns & opinie
Column: Een nobele daad
woensdag 25 september 2013

Vegetariërs zijn de slechtst geëvolueerde mensen die ik ken. De Nederlandse pioniers in de jaren zestig namen afscheid van sappige, sissende lappen vlees om zich over te geven aan de dode sponzen van onze voedselketen: tofu. Dat, en tempeh – een witte massa samengeperste bonen, als versteende wormen – namen de plek in van knapperige bacon, glimmende worsten (ongetwijfeld een term die in Sonja Bakkers pornoroman voorkomt) en luchtige tartaartjes. Een edele daad waar ik warm van word.

Ook ik nam ooit die nobele stap. Ik was elf en staarde in het vliegtuig naar mijn luchtmaaltijd. Een gestalt schwitz vond zich op mijn bord plaats. Die bleke stukjes waren ooit dieren, en dieren zijn lief. Ik keek naar het bord, toen naar mijn vader en zei: ik ben vegetarisch (voor een neerlandicus is dit talige zelfmoord, maar zo zei ik het, en ik ben graag historisch getrouw). Helaas waren we onderweg naar Griekenland, en kon ik de komende weken één verdachte moussaka, veel tzatziki en honderden in olijfolie badende frietjes eten.

Dat was 1998. Ik kon kiezen uit waterig nepgehakt dat als popcorn knetterde in de pan, gefrituurde rijsthapjes en een zeer zoute bruine schijf. Nu, vijftien jaar later, houden grote supermarktketens elke vrijdagmiddagborrel wedstrijden wie de lachwekkendste vleesvervanger kan bedenken. Zuchtend worden wat bakjes met plofkip opzij geschoven en als handgebaar naar de vleesmijdende mens brengt men na vele beschonken avonden: "vega spekreepjes" (glibberige zalmroze hompjes), "vega braadworst" (walgelijke maanvormige roze gelatine), tofu roerbakreepjes (smaakt en ruikt naar Earl Grey) en Valess (witte zoute plakken met de structuur van doodzieke vis). En, toen het bier op was, kwam men op een grote variatie aan "stukjes": gegrilde stukjes, saté stukjes, wokstukjes. "Wat gaan we eten vanavond?" "Sperziebonen, aardappels en stukjes." Valess noemt dat blokjes, en raadt in reclames jubelend een "blokjesdag" aan. Ik verzin dit niet.

Al jarenlang is het vleesmijden, fulltime of parttime, niet meer een besluit dat alleen door linkse hippies met een schuldgevoel wordt genomen. Hipsters, en ik zal dit woord zoveel mogelijk proberen te vermijden, zul je zelden nog zien met een plofdier onder de arm. Doen ze dat wel, dan worden ze geschamperd door hun vrienden, die nonchalant met woorden strooien als quinoa en chiazaad en met een vrome glimlach broccolisapjes drinken.

Ik ben een tijdje niet in het Lipsius geweest, maar vrees voor wat ik daar na 17.30 zal aantreffen. Een bremzoute lasagne en een smaakloze nasi met een gefrituurde steunkous staan in mijn geheugen gegrift. Andere opties waren Eazie, waar alles naar deeg en sojasaus smaakt. Of Jacketz (een aardappel in schil): heerlijk, maar genoeg complexe koolhydraten om mij de rest van de avond winderig te maken, ongemakkelijk avondcollege incluis.

Ik hoop dus op een vegetarisch café in Leiden dat ik nog niet ken, waar men van seitan niet vies is, en clichés als geitenkaas-met-tijm-en-walnoten mijdt. Dat is geen onterechte hoop op gastronomische vernieuwing, want ik kan me herinneren dat in Leiden een nieuw soort kaas is bedacht, minder vet en zonder stremsel – omdat het volgens de wet niet ‘kaas’ mag heten, heet het: kees. Geweldig!

Maar vooralsnog loopt Amsterdam (en daarvoor loopt trouwens Den Haag) voorop in innovatie. Want over niet al te lang opent in Amsterdam een filiaal van de Vegetarische Slager. Ik kan niet wachten daar naartoe te gaan en een onsje meer te vragen. Ik hoop ook dat ze me een plakje worst aanbieden en dat het plakje het gezicht van een clown heeft. Luguber eigenlijk, dat zoiets aan ons werd aangeboden toen we als kleuter aan de hand van onze moeder staarden naar de rode landschappen die achter de vitrine van de slager lagen. Maar niet zo luguber als... het feit dat het dode dieren waren?

Ach, zo wil ik niet eindigen. Dan lijkt het net alsof ik een moraal had waar ik naartoe zat te breien. Die heb ik niet, na vijftien jaar vegetariërschap eet ik wekelijks een BLT. Wees blij dat ik niet over de kweekvleesburger ben begonnen.

Emma Anbeek van der Meijden is masterstudent taalbeheersing