Studentenleven
Van paaps tot stukoos
Deze week viert Augustinus het vierentwintigste lustrum. Een geschiedenis in drie discussies die van L.V.V.S. Augustinus de grootste studentenvereniging van Leiden hebben gemaakt.
Deru Schelhaas
woensdag 19 juni 2013
Een cantus uit 2008. © Taco van der Eb

‘Onder de corpslui zijn nogal katholieken, dat is waar, - maar de een gaat zondags niet naar de kerk, - de ander is de halve week dronken, - een derde houdt er een maîtresse op na, - een vierde zwabbert. Zijn dat nu lui om mee te helpen zulk een vereniging op te richten?’

P.J.M. Aalberse heeft genoeg aan zijn hoofd als hij in 1892 het plan opvat om aan de van oudsher protestantsgezinde Leidse universiteit een katholiek studentendispuut op te richten.

Om de nieuwe club cachet te geven wil Aalberse daarbij enkele corpsleden betrekken. In ministerszoon jhr. Charles Ruijs de Beerenbrouck (en later leider van drie vooroorlogse kabinetten) vindt hij uiteindelijk toch een geschikte medestander. In café Suisse worden op 3 mei 1893, in gezelschap van dertig katholieke studenten, de plannen gemaakt voor de vereniging die uiteindelijk in 1899 wordt omgedoopt tot R.K. Studentenvereeniging Sanctus Augustinus. Leden van het eerste uur zijn studentenjongemannen die komen luisteren naar katholiek getinte lezingen.

Geloof versus gezelligheid

‘De studenten moeten zich ontwikkelen tot superieure katholieken en niet tevreden zijn met het twijfelachtige van den middelmatige mensch.’ In deze opdracht van J.F.M Molkenboer, preses van 1933, aan zijn leden is het dédain te lezen dat past bij een vereniging die het goed gaat. Augustinus heeft ondertussen in het pand Rapenburg 24 een Eigen Huis gevonden, en het aantal vrouwelijke Augustijnen is ‘gestadig grooter geworden en zij vormen thans een groep, welke de kenmerkende vrouwelijke eigenschappen van offervaardigheid, zelfverloochening en bescheidenheid in hooge eere houdt.’

De Tweede Wereldoorlog verstoort deze paapse harmonie ruw. Het Leidse studentenleven verandert in de jaren na de oorlog. Wie gezelligheid zoekt wordt lid van L.S.C. (mannen), V.V.S.L. (vrouwen) of Catena. Wie daarnaast theologische verdieping zoekt meldt zich (eventueel als dubbellid) aan bij S.S.R. of Augustinus.

Veel Augustijnen hebben dubbele gevoelens bij deze zogeheten civitas-constructie. Wat voor de oorlog een vereniging was ‘vol roomse blijheid, dranklust en kroegjolijt’, is nu gereduceerd tot een ‘verzameling disputen op religieus-wetenschappelijke grondslag, een zondagsmis, een algemene ledenvergadering en drie feesten per jaar’. En de feesten worden er niet eens voor het vertier gehouden, ‘maar bij de gratie van hun religieuse waarde, nl. ten behoeve van de katholieke huwelijken’.

Steeds meer leden willen een andere invulling geven aan hun lidmaatschap dan alleen het uitpluizen van theologische kwesties en het najagen van de fatsoensmoraal. In 1955 behaalt een groep ‘oncivitale’ leden daarbij een overwinning: in de pauzes van de algemene vergaderingen mag voortaan pils worden geschonken. (Een besluit dat overigens enkele malen wordt teruggedraaid en weer wordt herzien.)

Maar het bier sijpelt langs het katholieke fundament van de vereniging. Het dispuut AUGJE blijft daarbij als een soort klerikale waakhond naar streven de leden de schellen van de ogen te laten vallen – ze gevoelig te houden voor de vormende aspecten van een katholiek studentenleven. Dat is ingewikkeld, blijkt uit de geringe waardering ‘der Augustijnen voor datgene, wat hun in de studentenwereld, en straks daarbuiten in de maatschappij van zulk een groot belang kan zijn.’ AUGJE-leden moeten in het jaarboek van 1964 constateren ‘dat er nogal eens ernstig gezondigd wordt tegen belangrijke normen, zoals bijvoorbeeld de moraal en fatsoen. Daarom zullen zij blijven ijveren voor de verbetering en ontwikkeling van de naaste.’

Gesloten versus open

De naasten komen met velen: Augustinus legt uiteindelijk in 1971 ‘het confessionele kleed’ af om daarna ‘ijlings het gezelligheidspakje’ aan te trekken. Een beslissing die waarschijnlijk onvermijdelijk is na opstandsjaar 1968. Wereldwijd eisen studenten meer inspraak in hun universiteiten. En ze keren zich tegen andere gevestigde ordes, zoals de kerken van hun ouders. De ketterse koers lijkt in elk geval direct succes te hebben: in 1972 mag de nieuw-gevormde ‘Leidse Vereniging Voor Studerenden (L.V.V.S.) Augustinus’ zich op 275 eerstejaars verheugen.

Niet tot ieders tevredenheid. Preses Roeland van Velzen schrijft in het boekje van het lustrum van 1973 (lustrum XVI) namens zijn bestuur een kritisch stuk: ‘We krijgen zo nu en dan sterk de indruk dat Augustinus zich heeft ontwikkeld tot een soort supermarkt, die elk wat wils biedt en waar niemand zich thuis voelt. Commissaris te zijn van een supermarkt, i.p.v. een Eigen Huis, het is een vreemde ervaring.’

Waarom is Van Velzen bang voor de supermarkt? ‘Zoals iedereen weet, is juist een dergelijk service-instituut nu niet hét juiste middel om je te behoeden voor een ondergang in de grote, anonieme massa. Hoe je dan tot een werkelijk contact met je mede-Augustijnen kan komen is ons een raadsel.’

De angst verzwolgen te worden door een grauw en oppervlakkig consumentisme dat het ware contact tussen mensen in de weg staat zal in meer maatschappijkritische kringen van die dagen gevoeld worden. Met het verdwijnen van Jezus als leidsheer wandelen dan ook een nieuw soort baarddragers, de progressief-linkse, op sandalen de vereniging binnen.

Deze groep staat wederom een nieuwe koers voor: van meer openheid, van égalité. Een poging om van de vereniging een open trefcentrum te maken komt niet door de algemene ledenvergadering, maar wel wordt in 1979 besloten dat Augustinus een jongerenvereniging moet zijn – dus ook open voor niet-studerenden.

Traditie versus toekomst

De ledenaanwas van Augustinus halveert in dat jaar direct. Veel novieten kiezen voor het door onder andere enkele ontevreden Augustijnen opgerichte Quintus. Ook de wijnkelder is slachtoffer van deze hervormingscampagne. Stonden daar in 1977 nog vijftien verschillende soorten wijnen, van huiswijn tot champagne, voortaan is de keuze rood of wit.

Teleurgestelde, behoudende Augustijnen stellen daarom het verenigingsvaandel en een borstbeeld van naamgever Augustinus Aurelius veilig.

Bestuurslid Bas van Andel vertrouwt Mare daarover toen toe: ‘Dat het vaandel weg is, is natuurlijk heel jammer, want het heeft historische waarde. Maar wij zijn niet van die mensen die met vlaggen over straat lopen’. Het vaandel wordt korte tijd later teruggegeven, onder de voorwaarde dat het bij de vereniging zal blijven. Maar een open, progressieve jongerenvereniging blijkt in de jaren tachtig nauwelijks aan te slaan bij de Leidse studenten. In 1983 heeft de vereniging nog slechts zo’n 550 leden.

Pas als in 1985 het borstbeeld weer opduikt, breekt een periode aan die in de geschiedschrijving van de vereniging bekendstaat als ‘studentikozer’. Van bestuursfoto’s in jasje-dasje. Van een verplichte kennismakingstijd. Van ieder jaar een almanak. Van een steeds professioneler concurrentiestrijd met andere gezelligheidsverenigingen om de gunsten van de eerstejaars.

In supermarkt Augustinus is het tegenwoordig voor de student-consument gevarieerd winkelen. Wie niet moe is van het ‘chillen’ in de tuin van het lustrumterrein kan lustrum XXIV - ‘The Next Level’ - afsluiten met een ‘Neonsplash paint party®’. Oprichter P.J.M. Aalberse en het verscheiden dispuut AUGJE zouden er het hunne van denken.

Niet-confessionele, deels voor externen toegankelijke gezelligheid anno 2013

Augustinus verplaatst zich voor het lustrum van 19 juni t/m 26 juni naar het oude Anatomisch Laboratorium aan de Wassenaarseweg. Wat staat bezoekers zoal te wachten? Ondermeer een culturele dag op 20 juni inclusief symposium met Dick Swaab, en piano + drumformatie Piano Train. Of een zooitoernooi, een bierbasketbaltoernooi en DJ Dennis van der Geest op 21 juni. Ook een rollerdixo en huizencompetitie ontbreken niet. Meer informatie op www.lustrumaugustinus.nl