Wetenschap
Wat de natuur waard is
In de discussies over natuur-behoud kan het nuttig zijn om een cijfer te drukken op wat de natuur oplevert aan geld. Echt goed werkt dat echter niet, vinden Leidse ecologen.
Bart Braun
woensdag 27 maart 2013
© HH

Ecologie en economie lijken vaak lijnrecht tegenover elkaar te staan. Er moet ergens een snelweg komen, maar er ligt een obscure hagedissensoort in de weg. Een bos is misschien mooi, maar omgezaagde bomen kun je verkopen als hout. Op zulke momenten is het misschien nuttig om te beseffen dat de natuur ook waarde oplevert.

Sterker nog: God helpe ons de brug over als we al het werk dat nu voor ons wordt gedaan, zelf moeten doen.

Als de wereldwijde bijenstand ooit helemaal instort – iets wat steeds dichterbij lijkt te komen – moeten onze gewassen bestoven worden door seizoensarbeiders met kwastjes. Dat is flink duurder, en dat zie je uiteindelijk terug op je kassabon.

Natuurgebieden zuiveren drinkwater, dat is goedkoper dan met waterzuiveringsinstallaties aan de gang gaan. Een beetje groen in de buurt zorgt dat mensen gezonder zijn: dat scheelt in Engeland 300 pond per persoon per jaar, volgens een Brits onderzoek.

Toerisme, nieuwe medicijnen, wild, vis, het voorkomen van erosie: dat soort zaken tikken aan tot een flink bedrag. In 1997 deed een groep ecologen in Nature een voorzichtige schatting van dat bedrag: 330 biljoen (twaalf nullen!) dollar per jaar; gecorrigeerd voor inflatie nu $471 biljoen. Op de berekening en de uitkomst viel van alles aan te merken, maar het laat wel zien dat de plantjes en beestjes op deze planeet niet alleen een hobby zijn voor geitenwollensokkendragers.

Bioloog Jeroen Admiraal van het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden werkt aan een proefschrift over economische argumenten voor natuurbescherming. Uiteindelijk moet dat leiden tot ‘een economisch verhaal dat beter aansluit bij de motivaties van mensen.’

Er zitten echter nogal wat haken en ogen aan het plakken van prijsstickers op de natuur. Op de rekensommetjes valt bijvoorbeeld vaak een hoop af te doen. Die mensen van de 330 biljoen hadden de waarde van een vierkante stukje ecosysteem, bijvoorbeeld een bos. Vervolgens vermenigvuldigden ze die waarde met het totale oppervlakte aan bos in de wereld, en concludeerden ze dat alle bossen samen jaarlijks zo’n vijf biljoen dollar aan waarde produceren zijn. ‘In het echt hechten we echter andere waarde aan bos in Europa dan elders op de wereld’, aldus Admiraal.

Nog een probleem: het laat zich maar moeilijk voorspellen wat er in de toekomst geld waard zal zijn. In de negentiende eeuw had Nederland plannen om de Waddenzee in te polderen: goed voor de pootaardappelen. Anno nu is het belang van de landbouw veel kleiner, en het belang van toerisme veel groter.

Admiraal: ‘Een ander kritiekpunt is dat het economisch denken andere motivaties wegdrukt. Natuur heeft namelijk niet alleen een economische waarde. Er is ook zoiets als existence value: we vinden het belangrijk dat iets blijft bestaan, ook levert ons dat geen geld op. Veel mensen willen de ijsbeer behouden, ook al doen ze er niks mee, en gaan ze niet op vakantie om hem in het echt te zien. Natuur kan ook een spirituele waarde hebben. Als iemand spirituele waarde hecht aan een stuk bos, en jij vraagt hoeveel het hem waard is om dat bos te behouden, sla je de plank mis. De vraag alleen al geeft geen ruimte aan die spiritualiteit.’

In een recent artikel in het vaktijdschrift Ecological Economics leggen Admiraal en zijn mede-onderzoekers een technischer tekortkoming van het prijsstickeren bloot. ‘Als een econoom kijkt naar de diensten die een ecosysteem levert, zoals waterzuivering, benadert hij de natuur als een black box: als een ondoorzichtig systeem dat iets doet. Als je echter alleen naar het product kijkt, zie je niet of de goederen wel duurzaam zijn.’

Ecologen weten dat als je steeds meer druk op een ecosysteem uitoefent, het plotseling kan omslaan. Net iets meer begrazing, en je savanne wordt een woestijn. Schiet teveel wolven in een gebied, en de nu onbejaagde elanden vreten de jonge boompjes op, zodat de complete vegetatie in een gebied verandert.

Als zoiets gebeurt, is dat in de regel onherstelbaar. ‘De diensten die het ecosysteem levert, ben je dan kwijt’, aldus Admiraal. ‘Als je nou in de buurt van zo’n overgang zit, zijn de economische waarden ineens minder belangrijk dan de waarden van duurzaamheid. De huidige economische modellen zijn niet goed genoeg, want er zit geen informatie in over de staat van het ecosysteem.’

De grote vraag is dan: wat heeft een ecosysteem nodig om niet door die barrière heen te breken? Die is vaak lastig te beantwoorden, want de ecologische wetenschap staat in veel opzichten nog in de kinderschoenen.

‘Dat is inderdaad een groot probleem. Soms weten ecologen wel dat de omslag eraan komt, bijvoorbeeld als de grondwaterspiegel stijgt. De beste algemene indicator voor de weerbaarheid van een ecosysteem is biodiversiteit, nemen we aan. Als je daarin investeert, is dat als het ware een verzekering.

‘We kunnen niet gaan wachten tot ecologen voor elk systeem een analyse hebben gemaakt van waar de omslagbarrière ligt en hoe je daar uit de buurt blijft. Er zit dus altijd een element van risico in, en de vraag hoeveel risico je wil nemen. Het zal wel nooit mogelijk zijn om een economisch model te maken dat die onzekerheid goed ondervangt; uiteindelijk ligt het toch in de handen van mensen, en van wat zij belangrijk vinden.’

Netter dan alleen naar geld kijken, is een analyse waarin ook de andere waarden worden meegenomen. ‘Mensen moeten de mogelijkheid hebben om ook waardes als duurzaamheid en spiritualiteit te uiten. Welvaart is ook nobel doel, maar dan moet je wel de juiste methodes hebben om eraan te rekenen’, aldus Admiraal. ‘De huidige economische modellen zijn daarvoor niet goed genoeg.’