Columns & opinie
Cliëntelisme en consumentisme. En seks
Geerten Waling
woensdag 20 maart 2013

Mij werd gevraagd een vakbeschrijving te maken voor een keuzevak geschiedenis dat ik volgend jaar in het tweede semester ga geven. Ik schreef op waar het vak volgens mij over zou gaan. De titel: ‘Sociabiliteit en Soevereiniteit in 1848’. Een beetje binnenrijm kan geen kwaad, dacht ik. Maar de coördinator stuurde me het document terug. Ik had het verkeerd begrepen. Geen student zou zich voor zo’n keuzevak interesseren, het moest wel wat sexyer. En geen moeilijke woorden in de titel, daar knappen studenten op af. Teksten voor onze studiegids dienen vlot en simpel te zijn, eigenlijk een soort advertenties. Docenten moeten zichzelf kunnen verkopen, anders komt er geen hond naar hun colleges.

Of studenten echt zo hun vakkenpakket bij elkaar shoppen, weet ik niet. Maar stel dat, dan nog is het triest hoe diep het cliëntelisme zich heeft geworteld in het onderwijssysteem. Studenten aanspreken, lekker maken, teasen. Het komt allemaal neer op de gedachte dat studeren ‘wel een beetje leuk’ moet zijn. Ik zag dat collega’s van een ander vak in januari de muren van de faculteit hadden beplakt met kleurrijke posters vol wervende teksten. Gewoon voor een hoorcollege. Er stond nog net niet: ‘Kom bij ons, kêjjelache!’

Natuurlijk is er niets mis met studenten die hun studie ‘leuk’ vinden. Maar hier is wel iets anders aan de hand. De universiteit - het allerhoogste opleidingsniveau - is haar ‘product’ gaan verpakken in hapklare brokken. In een vette saus van vermaak. Dat cliëntelisme stimuleert heus geen leergierigheid of toewijding, maar leidt wel tot consumentisme.

Leiden University wordt een consumptiemerk, zoals Apple, Abercrombie&Fitch, Coca Cola.

Cliëntelisme en consumentisme versterken elkaar in een vicieuze cirkel, die afbreuk doet aan de inhoud van het onderwijs en het prestige van een universitair diploma. Maar veel erger nog: we laten studenten in de steek.

In plaats van er vanaf het begin af aan bij ze in te rammen dat excelleren nu eenmaal discipline, afzien en opoffering vergt, wordt de student van propedeuse tot masterbul gemasseerd, vertroeteld, geamuseerd.

Tegenstrijdig genoeg wordt intussen wel de druk op studenten opgevoerd, maar dan niet in inhoud, maar in vorm. Zo wordt eigen verantwoordelijkheid vervangen door aanwezigheidsplicht (wie een griepje heeft moet soms al een verklaring van de huisarts overleggen), vertrouwen door plagiaatcontrole, en creativiteitsontplooiing door voorgekauwde scriptieonderwerpen. Het bindend studieadvies (bsa), dat voor de eerstejaars al een zwaard van Damokles is, wordt dankzij minister Bussemaker ook in de rest van de bachelor ingezet.

Nu is een bsa best te billijken voor studenten die echt niet op hun plek zijn, of het niveau niet hebben. Maar als het gaat om ‘ongemotiveerden’ die door het cliëntelisme nooit hebben geleerd dat studeren meer is dan een paar jaar ‘iets leuks’ consumeren, als zíj opeens het deksel op de neus krijgen, dan is dat ronduit wreed. Aaien we met de ene hand over hun bolletje, met de andere geven we hen een klap in het gezicht.

Laten we de wederzijdse verwachtingen een beetje bijstellen. Studeren is een privilege. Dat moet niet leuk of makkelijk worden gemaakt, het hoeft alleen mogelijk te worden gemaakt. Dat is de nobele taak van de universiteit. De student benut die kans om het beste uit zichzelf te halen en intellectueel, sociaal en maatschappelijk boven zichzelf uit te stijgen. Een zware klus, maar allerlei bekwame en betrokken docenten en ondersteunend personeel helpen daarbij. Een soort ‘sociaal contract’ op microniveau.

Maar misschien zwicht ik alsnog en zal ik, als volgend jaar de inschrijvingen voor het tweede semester starten, een pagina opkopen in Mare en er een schreeuwende advertentie plaatsen voor mijn vak ‘Seks en Softdrugs in 1848’. En dan hopen dat u zich massaal inschrijft. Doen hoor. Want het wordt echt heel leuk.