Achtergrond
Alaaaaaaaaaaaaaaaaaaf!
 ‘De brakheid valt erg mee. Dit weekend was ik rond zessen thuis, denk ik. Maar gister keurig om half vier.’Het is nog vroeg in de middag als Eddy van Kuppevelt (Nederlandse taal en cultuur, 22) met zijn ouders en zus aan de keukentafel van zijn ouderlijk huis in het Brabantse Mill zit. Hij schept een bord met hutspot en rookworst op. ‘Goed blijven eten, da’s ook belangrijk.’Van Kuppevelt heeft er al wat dagen carnaval op zitten, maar ook vandaag wacht een druk programma. Hij is namelijk leadzanger van De Professors.
Sebastiaan van Loosbroek
donderdag 14 februari 2013
Eddy van Kuppevelt (met microfoon), frontman van De Professors. © Joyce van Belkom

De groep bestaat verderuit Eef Berends (student Europese studies, UvA), zijn zus Maartje (afgestudeerd bedrijfscommunicatie) en Teun van der Cruijsen (rechten, niet afgemaakt). ‘Dat is de vaste kern. Maar af en toe vallen vrienden van ons in. Soms staan we met z’n tweeën op te treden, een andere keer met z’n zessen. Dat is geen probleem omdat we geen instrumenten bespelen maar allemaal zingen.’

De leden kennen elkaar uit Mill, het dorp waar ze zijn opgegroeid en hun jeugd doorbrachten. Als echte carnavalfans vonden ze het op z’n minst de moeite waard eens een eigen carnavalsnummer te schrijven. Dat resulteerde in Unne echte Germ, op de melodie van Ik heb een zachte G (en een harde L) van Jos van Oss.

‘Tsja, en dan moet je een naam voor je groep gaan bedenken. Er zit niet echt een goed verhaal achter, maar we zijn allemaal studenten, dus toen kwamen we op De Professors.’

Hoewel de leden de indruk wekken dat het een uit de hand gelopen grap is, hebben ze al drie prijzen in de wacht gesleept. Maartje loopt naar de voorkamer van het huis, waar de bokalen op een eikenhouten kast uitgestald staan.

‘Met ons eerste lied werden we tweede tijdens de jaarlijkse blèravond, waarop de beste lokale carnavalsschlager wordt gekozen’, vertelt ze. ‘In november 2011 wonnen we de Germenbokaal met onze tweede hit De Germen gaan weer dansen. Afgelopen jaar hebben we die weer gewonnen met Alaaf I love Germelaand.’

De Germenbokaal is een wisselbeker, maar inmiddels staat hij al twee achtereenvolgende jaren in huize Van Kuppevelt. ‘Als we volgend jaar voor de derde keer winnen, mogen we hem houden, maar ik hoorde dat ze nu misschien de regels gaan aanpassen.’

Op de bokaal staat een soort geit afgebeeld, gesneden uit metaal. ‘Dat is dus een germ. Een kruising tussen een bok en een geit. Het Germelaand staat voor Mill, net als Oeteldonk staat voor Den Bosch.’

De blèravond van 2010 eindigde dus in een tweede plaats, maar inmiddels hebben ze revanche genomen. ‘Afgelopen blèravond zijn we eerste geworden met De Germen gaan weer dansen. Dat was alleen een heel speciale editie, want Germelaand bestond toen 55 jaar. Het lied is dan ook uitgeroepen tot het Blèrlied Aller Tijden. Da’s wel een eer toch?’

Voor Eddy van Kuppevelt is het hoog tijd om het huis te verlaten en zich naar het kindercarnaval te begeven. ‘Ik ga daar vrijwillig helpen bij Stichting Foekepot. Ik sta achter de bar cola in te schenken en zo, en straks ga ik nog even optreden.’

Het kindercarnaval vindt plaats in een grote witte tent, een paar straten van zijn ouderlijk huis vandaan. Een paar honderd kinderen tot twaalf jaar hebben zich al verzameld. Jongens zijn gehuld in kapiteins- of soldatenpakken, meisjes zijn verkleed als lieveheersbeestje of engel. Op een groot podium staat een dj carnavalskrakers te draaien.

Zodra een paar jonge dansmariekes Eddy zien, rennen ze naar hem toe. ‘Kom, je moet mee dansen!’ Geen tijd, verontschuldigt die zich, het is te druk achter de bar.

‘Ik ben hele dagen met die kinderen aan het jengelen, dus dan kennen ze je wel.’

'Hij is cool en gek, en heel groot!'

Dansmarieke Simone Klomp (11) is helemaal weg van Eddy. ‘Hij is heel erg lief! En hij is goed in zingen! Hij is cool en gek, en heel groot!’ roept ze opgewekt. ‘We hebben ook een Eddy-fanclub. Met Eddy aan de top staat de carnaval op z’n kop!’

Ook de andere dansmariekes zijn erg te spreken over Van Kuppevelt, maar verliefd zijn ze niet. ‘Er is wel iemand anders verliefd op hem, maar zij wil het niet zeggen’, aldus Klomp. Het blijkt te gaan om een medevrijwilligster van Foekepot. Janne van Gemert (11): ‘Ze knuffelen samen, en gister waren ze samen opde carnavalswagen.’ 

De dj roept om dat de Professors moeten optreden. Van Kuppevelt klimt het podium op en kijkt tevreden in de zaal vol kinderen en ouders. Zodra de muziek start maakt hij springende bewegingen, en gooit zijn lange benen naar voren. Zijn roodgeruite broek steekt fel af tegen het witte ‘Alaaf I love Germelaand’-shirt. Kinderen doen de zogeheten Tiet-Hos, een door De Professors bedachte beweging waarbij de handen eerst naar de borsten grijpen en vervolgens als een stopteken de lucht in bewegen. Heel Mill kent het inmiddels.

‘Eddy is een gangmaker’, vertelt medeorganisator Jo Kremers. ‘En hij kan ook nog eens heel goed met de kids omgaan, die willen allemaal handtekeningen van hem. Hij is de favoriet van De Professors.’

Henk van den Broek, lid van Foekepot, roemt zijn tomeloze energie. ‘Ik noem hem fast Eddy. Of Eddy the Eagle. Hij is een vlugge jongen, en hij springt tijdens het optreden altijd als een gek.’ In de tent klinkt Gangnam Style. De dansmariekes zingen: ‘Hoppa Eddy-stijl!’

‘Toen ik zelf klein was hadden we ook zulke mooie feesten’, vertelt Van Kuppevelt als hij weer achter de bar staat. ‘Jong en oud staat door elkaar, die kinderen gaan helemaal los. Het is gewoon jeugdsentiment.’

Dan moet hij even een handtekening uitdelen aan een prinsesje. Grinnikend: ‘Het is eigenlijk heel kneuterig, maar iedereen geniet ervan!’

Naarmate de middag vordert, begint bij sommige kinderen de vermoeidheid toe te slaan. Een paar piraatjes laat de Plopdans geduldig aan zich voorbij gaan, een huilende Mega Mindy scharrelt tussen de kinderen door, op zoek naar mama.

Niet veel later maakt Foekepot een eind aan de middag. Terwijl voor de vrijwilligers eten gehaald wordt, pakt Van Kuppevelt een bezem om de zaal gereed te maken voor vanavond. ‘Wat een troep, die confetti.’

‘Straks verzamelen zich hier alle jongeren tot achttien jaar van Mill en omstreken. Dan zie je van die twaalfjarigen roken en zuipen.’

Na het eten haalt hij thuis het Sneeuwwitjespak van zijn zus. Voor vannacht, als zijn werk erop zit. Terug in de tent moet hij meteen weer aan de slag. ‘De komende uren sta ik achter de garderobe de jassen op te hangen, tussendoor treden we hier nog even op. En daarna moeten we nog optreden in café Het Lagerhuis.’

Negen uur. Waar een paar uur geleden nog schattige kindjes rondhuppelden in brave drakenpakjes, is de zaal nu gevuld met meisjes van veertien met iets te korte rokjes en iets te diepe decolletés.

Terwijl Satisfaction van Benny Benassi door de boxen schalt, rijden de meisjes lustig tegen elkaar aan, driftig op zoek naar aandacht van de in legerbroeken gehulde jongens.

‘We zuipen tot we kruipen!’ roept er een. Hij blijkt ‘al’ vijftien jaar te zijn. De meiden dragen een shirt met de tekst Party and bullshit. Buiten wordt gerookt, waarbij de kleinsten vergeten te inhaleren.

‘Dames en heren, een hartelijk applaus voor De Professooooors!’ klinkt het opeens door de microfoon. Gejuich in de zaal. De tent is gevuld met achthonderd jongeren, een groot publiek voor de carnavalsgroep.

Is Eddy zenuwachtig? ‘Ja, enorm!’ lacht hij. Voor de tweede keer vandaag betreedt hij het podium om de hit Alaaf I love Germelaand ten gehore te brengen.

‘Waar is dat feestje?’ roept hij door de microfoon. De muziek start, iedereen doet de Tiet-Hos.

‘Dat ging lekker!’ zegt hij na afloop. ‘Ik heb natuurlijk ook al wat op, dat scheelt ook. En het is gewoon kicken als er achthonderd man “Hier is het feestje” terugschreeuwen!’

Het loopt tegen middernacht als Van Kuppevelt nog enthousiast de jassen aan de jongeren teruggeeft. Er wordt geen muziek meer gespeeld. Een groepje jongens verkleed als rugby’ers krijgt er geen genoeg van en blijft zingen als in een stadion na een voetbalwedstrijd.

‘Pfffff’, zucht Eddy. Hij trekt een adtje bier. ‘Kom, we gaan.’

Het is 00.45. Onderweg belt hij met zijn zus: ‘Ik loop nu naar jullie toe. Moeten we nog optreden of zijn jullie al zonder mij geweest?’

Het Lagerhuis is nog bevolkt met zo’n tweehonderd man. Zweet, rook en verschaalde bierlucht domineren, vrouwen van middelbare leeftijd slaan schaamteloos een arm om Van Kuppevelt heen.

In het midden van de zaal staat iemand die als hem is verkleed. Hij heeft exact hetzelfde shirt aan, draagt precies dezelfde roodgeruite broek, zwarte bril en een pruik met zwarte krullen. ‘Ik ben diehard fan’, zweert Hentje de Kup. ‘Hij is zo belangrijk voor de Millse gemeenschap. Hij heeft echt potentie, die jongen.’

Dat hij in een veel te klein shirt loopt, heeft hij er voor over: ‘Ik wilde een XL-shirt kopen, maar ze hadden alleen nog maar maat M. Het doet pijn aan m’n oksels.’

Dan is het de beurt aan De Professors. Zij zullen de avond afsluiten door hun drie krakers te performen. Look-a-like De Kup mag mee het podium op.

‘Al vijfenviftig joar charmant (hey hey hey), alaaf I love Germeland, de Germ hed zien hart verpand (hey hey hey), alaaf I love Germeland.’ Bijna iedereen brult mee. Bij de laatste tonen gooit Van Kuppevelt tevreden zijn krullen naar achter. Voldaan stapt hij het podium af. Het is voorbij enen.

‘Ging lekker toch? En echt fantastisch dat die vent als mij verkleed is.’ Moe is hij nog steeds niet. Het is maar eens per jaar carnaval, dus hij verruilt de kroeg voorlopig nog even niet voor zijn bed. Zijn Sneeuwwitjespak komt tevoorschijn en hij bijt in een appel.

‘Nu ga ik los. Zuipen.’