Achtergrond
Het geheim van het eiland
Eilanders moeten niet veel hebben van de pakjesmannen van de overkant. Antropologiestudenten op onderzoek onder vissers en schapenboeren op waddeneiland Texel. ‘Texelse vissers zijn een beetje een soft volk’, zegt Adrie Vonk (55), eigenaar van de visserskotter TX 1 Klasina-J. ‘Niet veel macho’s, wat je misschien wel verwacht. Ik durf mijn eigen blazoen niet teveel op te poetsen maar we zijn ook gezagsgetrouw. Dat meen ik serieus.’ Het is vrijdagmiddag en de Klasina-J is net terug van een vijfdaagse vistocht in Britse wateren. Nu is ze aangemeerd in de Texelse haven Oudeschild. ‘Het was effe zuinig, maar dat is de tijd van het jaar’, zegt Mike Slik, een van de bemanningsleden over de vangst van de week. ‘We zijn in de Theemsmond geweest, zo’n 120 mijl van hier. We vangen daar tong en schol.’
Vincent Bongers
donderdag 24 januari 2013
Een typische Texelse schapenstal © Wikimedia Commons

In zijn linkeroor prijkt een witgouden oorbel met een afbeelding van een kotter. ‘Die is nog van mijn vader geweest. Iets van vader op zoon, dat vind ik leuk.’ In de gang naar de kombuis hangen oranje visserspakken, daaronder zijn metalen beugels gemonteerd waarop handschoenen zijn geschoven. Het laatste paar laarzen wordt in de rij gezet. 

Vonk leidt tweedejaars antropologiestudenten Elva Lilja Horsthuis (22) en Ilse Spruit (19) rond op de 42 meter lange boot. ‘Een joekel van een ding’, aldus Vonk, ‘Een kottertje moet niet kleiner zijn dan veertig meter. De Noordzee is gewoon te ruw. Ik voel me gelukkig op zo’n skip.’ Op Texel spreek je de ‘ch’ uit als ‘k’.

Vonk wijst ‘de grieten’ op een metalen rand bij een deur naar het dek. ‘Als je daar met je schenen tegen aan komt, dan merk je het wel. Als een haan moet je stappen.’ Bij de steile trap richting de brug: ‘Altijd met je neus in de traptreden, je zou niet de eerste wezen die naar beneden lazert.’ Door een raam op de brug is een zeehond te zien die even z’n kop uit het water steekt, een blik op de boot werpt, en dan weer wegduikt. 

De studenten zijn op Texel om een essentieel onderdeel in de antropologie onder de knie te krijgen: het veldwerk. Ook op de andere Waddeneilanden zijn Leidse studenten neergestreken. Ze krijgen drie weken de tijd om een onderzoek uit te voeren en daar vervolgens een artikel over te schrijven. Horsthuis en Spruit willen uitzoeken wat de vissers vinden van de regelgeving die zij vanuit Den Haag en Brussel krijgen opgelegd. ‘Onze hoofdvraag is: Onderschrijven Texelse vissers het visserijbeleid?’ zegt Horsthuis.

Vooral over de EU-regulering zijn de vissers niet al te enthousiast. Commentaar als ‘Draai Brussel de nek maar om’ komt voor. Bemoeienis van beleidsmakers van buiten Texel wordt over het algemeen met de nodige scepsis benaderd. Horsthuis: ‘Ze hebben het dan over de pakjesmannen van de overkant.’ Vonk vertelt de studenten dat regulering zeker nodig is maar het moet niet te gek worden: ‘Ik ben natuurlijk een ouwe lul en heb in de jaren zeventig nog net de vrije zee meegemaakt. Nu hebben we een bijbeldeel dik aan regels. Het is dan lastig om geen fouten te maken.’

Ook het gat tussen theorie en praktijk is een probleem. ‘Het is een hell of a job om die pennenlikkers wat goeds op te laten schrijven. Druk ons niet zo in het keurslijf. Geef ons wat ruimte om te peuteren in de kantlijn.’

Zijn andere vloten wat makkelijker? ‘Ik kan moeilijk zeggen dat de rest een zootje piraten zijn. We proberen het beleid uit te voeren. We zijn streng want we weten dat als we de teugels vieren, dan gaat het woekeren. We zijn geen rupsjes nooit genoeg.’

Horsthuis valt de hechtheid onder de bevolking op ‘Het is een heel erge ons-kent-ons gemeenschap. Gelukkig zitten we in een gastgezin met veel goede contacten. We hadden gelijk een ingang bij alle vissers. En dat mogen dan wel ruige mannen zijn om te zien…’ ‘…maar ze zijn ontzettend aardig’, vult Spruit aan.

Ook op andere plekken op het eiland zijn studenten actief. Warner Tjon Sie Fat (27) is te gast bij de familie Kikkert en die woont midden tussen de weilanden. ‘We ontbijten hier om acht uur. Een halfuurtje later sta je dan buiten en zie je alleen wat schapen die je aanstaren’, zegt Tjon Sie Fat ‘Dan denk je wel even: “Wat doe ik hier?” Maar het went snel.’

Tjon Sie Fat wil graag weten wat Texelaars nu eigenlijk van cultuur vinden. ‘Er wordt maar van alles op de Unesco Werelderfgoedlijst gegooid. Het Waddengebied staat er ook op. Bepaalde beleidmakers maken die keuze. Wat vinden de eilandbewoners daar eigenlijk van?’ Ook wil hij meer weten over de Texelse identiteit, als er al zoiets bestaat.

Het gastgezin van Warner mag in ieder geval aanspraak maken op authenticiteit. Kees Kikkert (58) is geboren en getogen Texelaar en fokt schapen (uiteraard Texelaars) en paarden. Ook zijn vrouw Ans (54) woont al heel haar leven op het eiland. Zij staat in de zomer achter een ijskar en heeft net een nieuw wellness-product in de markt gezet. ‘We wikkelen naar oud eilandgebruik mensen in schaapswol’, aldus Ans Kikkert.’ Dat is goed voor de spieren en zeer ontspannend. We noemen het Woolness Texel.’

Volgens de Kikkerts is er wel een verschil tussen Texel, de andere Waddeneilanden en het vasteland. ‘Mensen die niet van Texel komen, noemen we overkanters,’ zegt Kees. ‘Hier op het gemeentehuis werken veel mensen van de overkant. Die komen ons dan toch even vertellen wat we moeten doen. We zouden natuurlijk het liefst onafhankelijk zijn. Maar ja…’ Ans: ‘Dat zeggen we met een dikke knipoog.’

Tjon Sie Fat probeert zoveel mogelijk mensen te spreken om meer te weten te komen over de relatie tussen Texelaars en overkanters. En daar hoort specifieke terminologie bij. ‘Ik was in het café bij de veerboot naar Den Helder en daar omschreef een van de bezoekers een “overkanter” als een “Helderse kraai”. Die had ik nog niet eerder gehoord.’

Hij is er inmiddels achter dat er niet zoiets bestaat als een Waddencultuur. ‘Behalve in de zomer zijn de andere eilanden moeilijk te bereiken en je hebt er minder voorzieningen dan op Texel. Een Texelaar heeft niet echt iets met Schiermonnikoog.’

Op Texel wonen mensen uit alle windstreken. Charlotte Dijkhuizen (20) en Sabine Tonnon (19) doen onderzoek naar migranten op Texel. ‘Hoe aarden ze hier en hoe denken Texelaars over hen. Blijven het buitenstaanders of worden ze opgenomen in de gemeenschap’, zegt Dijkhuizen.

Tonnon: ‘Veel kunnen we nog niet zeggen over het onderzoek maar het is ons opgevallen dat Texelaars zeggen dat er eigenlijk nauwelijks mensen van buiten Nederland op het eiland werken. Die zijn er best wel. We hebben bijvoorbeeld al een Braziliaanse gesproken. Die had een lijst van dertig buitenlandse migranten. De groepen lijken langs elkaar heen te leven.’

Dijkhuizen en Tonnon gaan met de lijst in de hand op zoek. Ze bellen aan bij de familie Boekel die bij de dijk in Oudeschild woont. Mylene Boekel (43) is geboren op de Filippijnen en ontmoette zeventien jaar geleden in Hong Kong de Texelse kapitein Kees Boekel (51), die vroeger in de bagger en nu in de offshore werkt. De vonk sloeg over en Mylene kwam op het eiland terecht. De twee hebben inmiddels twee kinderen. ‘Ik kwam hier in de wintertijd. In Hongkong, waar ik als au pair werkte, is het ook best koud maar niet zoals hier. Het weer en de taal waren in het begin lastig. Daar kwam bij dat Kees vaak voor zijn werk een paar maanden achter elkaar weg was.’

Mylene vindt dat ze goed is opgevangen. ‘Ik ga nu ook nog voornamelijk om met Texelaars. Ik voel me ook deel van de gemeenschap. Ik ben toen ik hier kwam geaccepteerd door Kees z’n vrienden. En intussen heb ik een eigen netwerk opgebouwd. Ik voel me Texelaar.

‘Ik mis wel het eten. De kinderen houden niet zo van Filippijns eten. Er zijn wel wat andere Filipino’s op het eiland en we zoeken elkaar wel op.’

De studenten willen ook weten of Mylene wel eens is gediscrimineerd wordt. ‘Nee, dat niet. Maar soms hoor je wel eens wat. Ik werk in een restaurant. Dan hoor je wel eens grappig bedoelde opmerkingen als: “Oh, sambal bij.” Ik vind dat niet prettig. Ik ben een Filipino, geen Chinese.’

Eenmaal buiten stellen Tonnon en Dijkhuizen vast dat het verhaal dat Mylene Boekel vertelt contrasteert met wat zij tot nu toe hebben gehoord. ‘Het is interessant dat zij vindt dat migranten en Texelaars wel veel contact hebben’, zegt Dijkhuizen. ‘Zij ziet het niet als twee gescheiden werelden.’

Terug op de Klasina-J is skipper Vonk inmiddels pas echt op stoom gekomen en legt aan Horsthuis en Spruit uit dat zelfs op een eiland als Texel er flinke culturele verschillen zijn: ‘Ik kom van de Waddenkant. Ik ben opgegroeid iets ten noorden van Oosterend tussen de eenden- en kievitseieren. Oosterend is het Jeruzalem van Texel. Den Burg is de stad, wat moderner. En Oudeschild is een rood en goddeloos dorp.’

En passant legt hij ook nog uit dat er tussen verschillende plaatsen huwelijkslijnen lopen.’ Ik zie er inteelterig uit maar er is de nodige uitwisseling van huwelijkspartners tussen Den Hoorn, dat in het zuidwesten ligt, en Oosterend. ‘Er moet af en toe wat nieuw bloed bijkomen.’