Studentenleven
Column: Sinturprise
donderdag 6 december 2012

Laat allen bellen ende trommen

Van hevig feestgedruis maar brommen,

Tingelen, tangelen ende klinken

Opdat Sints boot maar snel mag zinken!

Hij is weer weg, die 'goede' Sint,

Na zijn verjaardag zeer gezwind,

Als dief in de nacht vlucht hij naar Spanje,

Dus ontpop maar de champagne!

Eindelijk die man weer kwijt,

Die met zijn paard over daken rijdt,

Want die cadeautjes zijn leuk en aardig,

En die verdeelt hij dan ook vaardig,

Maar in menig studenten- of huisgezin

Sluipt er een andere traditie in;

Men maakt surprises, grote en kleine,

Hele grove en hele f ijne.

Voor hem, die nu de prijs betaald

Voor wat hij dit jaar heeft uitgehaald.

Het Lot wijst steeds een offer aan,

Die deze slachting zal ondergaan.

Eerst doet men meer mysterieus

Over creatie en onderwerpskeus.

Dan pakt men de brief of envelop,

Want daar staat de vervloekte naam op.

Nu leest men voor, heel bedeesd,

Wat voor een ander leuk was geweest.

Het rijmt maar half, loopt voor geen meter

Maar iedereen lacht en brult en schater.

Een diepe zucht en verlossing begint:

Kapot dat ding dat je niet zint.

En eindelijk, daar vind je half verscholen

Tussen zaagsel, slijm en kolen,

Verfrommeld en verfomfaaid het cadeau

Een laatste scheur met in gedachten 'yolo'

En ineens ligt het open en bloot,

Nakend te zijn in je cadeau-papierschoot.

Je probeert een voorzichtige lach

Tot je daar de fout van inzag,

Daarna probeer je volledig oprecht:

"Dit cadeau, dit wilde ik écht."

De sfeer is bedrukt en raad weet je niet.

Je houdt het omhoog, gezicht vol verdriet.

Langzaam rollen 'tranen van vreugde',

Maar je weet dat hier iets niet deugde.

Er zat zoveel aandacht en zoveel tijd

In de verpakking en het vullen met nijd.

Het was een persoon die van je hield.

Wat had die in godesnaam bezield?

En dan is de inhoud zo nietszeggend,

Dat is pas echt grensverleggend.

Grenzen van fatsoen en die van de Sint,

Een gruwel die men telkens ondervindt.

Want die sleutelhanger is hartstikke leuk,

Maar in je ziel zit een stevige deuk.

Zo kruipt de avond langzaam voorbij.

De een na de ander vernederd op rij.

Spoedig daalt de hilariteit,

En daarmee de nuk, de wrok en de nijd.

Dus aan 't eind beweert eenieder stellig:

Wat was het weer geslaagd en gezellig.

Key Tengeler