Wetenschap
Stinkers in de CT
Bioloog Pepijn Kamminga probeert de evolutie van haaien te doorgronden door de vissen in een CT-scanner te leggen. ‘Het meurt gewoon.’
Bart Braun
woensdag 7 november 2012

Het stinkt in de alcohol-collectiekamer van Naturalis. De walm is een merkwaardig mengsel van oude vis en schoonmaakalcohol, en is de schuld van Pepijn Kamminga. De bioloog doet onderzoek naar haaien op sterk water, en daarvoor moeten ze uit het sterke water gehaald. 'Soms maak je een pot tegen beter weten in open. De deksel zit vast met was of teer, en dus moet je ze warm maken om ze te openen. Sommige dieren staan al honderd jaar op sterk water; er zitten hele vieze bij die je amper meer kunt zien omdat de alcohol zo verkleurd is. Dan klagen mijn collega's wel, inderdaad. Het meurt gewoon.'

Deze zaterdag laadt hij - met dikke rubberen handschoenen aan - een karretje vol met dooie haaien, om daarna koers te zetten naar het Leids Universitair Medisch Centrum. Doordeweeks zijn de CT-scanners daar tot 's avonds laat in gebruik om patiënten te helpen. Maar in het weekend is het minder druk, en worden ze gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek.

Kamminga scant haaien om zo een duidelijk beeld te krijgen van hoe ze er van binnen uitzien. Kaken, vinnen, bouwplan, dat soort werk. 'Ik kijk naar alle variatie, en ik wil weten hoe die ontstaan is. Op basis van DNA-onderzoek weet ik grofweg wanneer de soorten zijn afgesplitst, en die kennis wil ik koppelen aan wat ik zie in de scans. Zijn nieuwe kaakvormen bijvoorbeeld geleidelijk ontstaan, of zie je juist dat er plotseling allemaal nieuwe vormen opkomen? Dat laatste zou goed kunnen, en dat kun je dan misschien weer verbinden aan het uitsterven van een andere diersoort, of klimaatverandering.

'Als twee haaien niet verwant zijn aan elkaar, maar er wel hetzelfde uitzien, hoe is dat dan gegaan? Of zijn ze eigenlijk alleen maar aan de buitenkant hetzelfde, en hebben ze eigenlijk een andere oplossing gevonden voor hetzelfde probleem? Dat wil ik uitzoeken.'

Bij het woord 'haai' denken de meeste mensen aan grote, mensenetende beesten. Van de meer dan vijfhonderd soorten zijn er echter maar een handjevol gevaarlijk voor mensen. Veel soorten worden hooguit een meter lang, en haaien eten van alles. Dat zie je terug aan hun bek. De reusachtige walvishaai filtert plankton uit het zeewater met een mond vol piepkleine tandjes, zebrahaaien pletten schelpdieren tussen kaakplaten, en visetende haaien hebben weer andere kaken dan witte haaien. 'Ik probeer van elke haaienfamilie er in elk geval eentje te scannen. Het wordt wel lastig om aan een witte haai of walvishaai te komen; zeker aan eentje die nog in een scanner past.'

De eerste haai ligt inmiddels klaar. Het is een Squatina squatina, een platte, ruitvormige haai die in het Nederlands zee-engel heet. 'Het grappige van dit beest is dat je niet direct ziet dat het een haai is. Veel mensen denken: "Wat is dit nou?"' Zee-engelen liggen normaal gesproken gecamoufleerd op de zeebodem, te wachten tot er een kleinere vis langs zwemt. Dan doen ze hun bek open en duwen ze hun tong omlaag, zodat een onderdruk ontstaat en de prooi razendsnel wordt opgezogen. 'Ik wil weten wat de aanpassingen in de kop zijn aan die manier van eten', aldus de bioloog.

Een CT-scanner heeft een ringvorm, en alles wat precies in het midden van die ring ligt, gaat op een röntgenfoto. Het apparaat maakt honderden van zulke dunne 'plakjes', waarna de computer ze allemaal aan elkaar rekent tot een driedimensionaal plaatje. Koos Geleijns en Paul de Bruin, klinisch fysici in dienst van het LUMC, draaien de beelden enthousiast rond. 'Kijk, deze heeft iets in zijn buik, is dat de maaginhoud of zijn het jonkies?' Onder een andere hoek is dat duidelijk te zien, wijzen ze. 'Het zijn visskeletten, maar dan zonder de kop. Die bijt hij er blijkbaar af voor hij de rest inslikt.'

'Het is lastig om de juiste instellingen te vinden', vertelt De Bruin. 'Haaienkraakbeen is wat meer verkalkt dan het kraakbeen in de neus of oren van mensen, dus het is wel wat gemakkelijker zichtbaar te maken.' Gelukkig is dit al de tweede scansessie, en krijgt het drietal het proces in de vingers. Gemiddeld duurt het tien minuten per haai. 'Hoeveel haaien Naturalis heeft? Dat weten we niet precies. Er zijn ongeveer vijfhonderd "nummers", maar een nummer kan ook best slaan op een pot vol kleine haaitjes. De echte jonkies hoef ik overigens niet te scannen; want daarbij is het moeilijk om te zeggen of de kaken al volgroeid zijn.'

De lagen absorberend materiaal dat tussen de haaien en het bed van de scanner ligt, krijgen langzaam steeds meer gele vlekken. Olie die uit de haaienlevers lekt, weet Kamminga. Hij kijkt mistroostig naar zijn handen; een van de redenen dat het scannen zo opschiet, is dat hij niet elke keer zijn handschoenen aandeed. 'Sinds ik dit onderzoek doe, hou ik ineens een stuk meer van afwassen', lacht hij. 'Dan krijg ik die lucht tenminste van mijn handen af.'