Cultuur
Naaktfoto?s voor Grunberg
Na het feestgedruis van drie oktober, valt er nog wat te vieren: Werelddierendag. Ter ere daarvan een voorpublicatie uit de debuutbundel ultra-korte verhalen Er gebeurde o.a. niets van dierenwinkelmedewerker Joubert Pignon, tevens een van de illustrators van dit blad.
woensdag 26 september 2012

HET LELIJKSTE SCHILDERIJ TER WERELD

Omdat ik twee dagen niets gegeten heb, ga ik naar de verjaardag. Een dvd uit mijn kast mee, ingepakt in een reclamefolder. Gefeliciteerd. Ik laat nootjes in mijn zakken zakken voor later. Kauwend loop ik door de huiskamer. Ik bekijk de spullen van de mensen. Over hun bank ligt een rode plaid, op de vensterbank ligt een kat van zeker zeven kilo.

Boven de bank hangt het lelijkste schilderij ter wereld.

Ik stoot een jongen aan en zeg hem dat daar, op twee meter afstand, het lelijkste schilderij ter wereld hangt. We kunnen het bijna aanraken. Nu ziet hij het ook.

Het gerucht verspreidt zich over het feest.

Het lelijkste schilderij ter wereld! Het lelijkste schilderij ter wereld!

De mensen zijn niet blij, de vrouw zegt dat een vriendin van haar het schilderij gemaakt heeft, dat ze er erg haar best op heeft gedaan, dat het mooi bij de bank past.

Twee jongens halen het lelijkste schilderij ter wereld van de muur en houden het joelend boven hun hoofd. We gaan met z'n allen met het lelijkste schilderij ter wereld op de foto. We dansen met het schilderij in onze armen en zingen liedjes voor het lelijkste schilderij ter wereld. Ik zeg dat het lelijkste schilderij ter wereld vroeger werd gebruikt om krijgsgevangenen te martelen.

De vrouw zegt dat we het schilderij terug moeten hangen. De man staat aan haar zijde. Ze zeggen dat het feest voorbij is, dat we moeten gaan. Het lelijkste schilderij ter wereld wordt weer boven de bank gehangen. We gaan naar huis. Als ik omkijk naar het lelijkste schilderij ter wereld, zie ik dat het schilderij ondersteboven is teruggehangen.

KLEINE DINGEN

Ik wil weinig dingen. Ik wil tekeningen maken, verhalen schrijven, drinken, roken, films kijken, boeken lezen, muziek luisteren, met blote vrouwen in bed liggen en heel soms met mensen die ik al ken, praten. Dat is het wel. Al het andere stoot ik af, negeer ik of besteed ik uit. Twee keer per maand komt een schoonmaker mijn huis schoonmaken. Ik heb de schoonmaker gevonden via Marktplaats. Hij prees zichzelf aan als iemand die van aanpakken weet, enthousiast is en ook goed is in het repareren van kleine dingen. Na wat mailtjes kwamen we een zwart arbeidscontract overeen: voor tweeënhalf uur schoonmaken vraagt hij dertig euro contant. Om de dertig euro te kunnen betalen draai ik een extra zaterdagdienst in de dierenwinkel waar ik werk.

De eerste keer dat de schoonmaker kwam, hield mijn vriendin hem scherp, maar onopvallend in de gaten. Ze werkte in haar studeerkamer aan haar scriptie en af en toe loerde ze onder de deur door naar de schoonmaker. Ze zag dat hij hard werkte en ook de handgrepen van de keukenkastjes schoonmaakte. Wij wisten niets eens dat onze keukenkastjes handgrepen hadden.

Ik kwam thuis uit mijn werk, de schoonmaker was net klaar, hij bracht verslag uit van wat hij allemaal had gedaan. Met z'n drieën dronken we nog een glas 7Up.

De tweede keer dat de schoonmaker kwam, was mijn vriendin niet thuis. Ze was op bezoek bij een vriendin die ook aan haar scriptie werkt. De schoonmaker had de sleutel van ons huis gekregen.

Ik kom thuis. De deur is niet op slot. Ik loop naar binnen en hoor gekreun uit de slaapkamer komen. Het huis ziet er niet schoongemaakt uit. Ik loop naar de slaapkamer en doe de deur open. De schoonmaker ligt dronken in mijn bed. Alleen zijn hoofd steekt boven de dekens uit. Op de grond liggen lege flessen rosé. Mijn merk. Mijn vriendin verstopt drank in huis, op geheime plekken, omdat ik anders alle drank meteen opdrink. De schoonmaker staart me met wijd opengesperde ogen aan. Onder de deken zie ik zijn dikke buik op en neer bewegen. Hij heeft een regelmatige ademhaling. Zijn haar zit in de war.

NEW YORK

Nadat ik hem naaktfoto's van mezelf heb gemaild, nodigt Arnon Grunberg me uit naar New York te komen. Ik moet mijn vliegticket zelf betalen. In het vliegtuig zit ik naast een Chinese man met een groot hoofd. De nagels aan zijn rechterhand zijn beschimmeld. Zijn ene oor lijkt van gesmolten vlees.

Ik ben in New York. Die avond drink ik een Thaise cocktail bij Franchia op Park Avenue. De barman vraagt of ik Djoebur Pinnon ben (ik knik) en overhandigt me een envelop. In de envelop zit een blootfoto van mezelf. Over mijn lul is een snor getekend. De foto ruikt naar shag. Op de achterkant is een plattegrond getekend. Richtingaanwijzingen.

Even later zit ik tegenover Arnon Grunberg in een Italiaans restaurant op 3rd Avenue. Arnon heeft voor ons beiden eten en drinken besteld. Vitello tonato vooraf, en vervolgens agnello con spinaci. Ik ben vegetariër. We drinken een droge Orvieto Classico. Hoewel ik sneller drink dan hij, vult Arnon de glazen pas bij als hijzelf niets meer heeft. Als ik iets wil zeggen, steekt Arnon zijn open hand in de lucht – zachte, slappe palm – en stopt snel een hap eten in zijn mond. Arnon moet plassen, veegt met zijn servet zijn mond schoon, legt het servet op zijn stoel en blijft een kwartier weg. Als hij terugkomt zijn de vlekken in zijn kakikleurige pantalon duidelijk te zien. Arnon gaat zitten, vouwt zijn handen en kijkt me aan. 'Zeg', zegt hij, 'ligt het aan mij of heeft die ober daar een plaksnor op?' Ik kijk achter me, maar zie niets. Als ik me weer omdraai, is Arnon Grunberg verdwenen. De ober legt de rekening neer. Hij draagt geen plaksnor.