Columns & opinie
Opinie: Va-lo-ri-sa-tie
Academische bestuurders buiten de term ‘valorisatie’ uit als hip modewoord om smakken geld los te peuteren en vervolgens te bepalen wat wel en niet maatschappelijk waardevol is. Het wordt tijd dat wetenschappers meer ballen tonen, vindt Geerten Waling.
woensdag 20 juni 2012
© Schot

Ik wil met u een moeilijk woord bespreken, dat sinds enige tijd gonst in de gangen van onze universiteit. Het figureert in debatten en beleidsplannen, in vergaderingen en tweets. Het schijnt het machtige wapen te zijn van de wetenschap tegen de gevreesde bezuinigingen. ‘Valorisatie.’

Wat dat betekent? Welnu, over het algemeen wordt valorisatie opgevat als ‘het verzilveren van wetenschappelijke kennis ten bate van de maatschappij’. Een loffelijk streven, kortom. Niet dat wetenschappers van nature al wereldvreemde figuren zijn overigens. Waren de grote onderzoekers uit de geschiedenis niet al bezig met het dienen van de maatschappij? Dienden de Leidse helden Boerhaave en Huizinga, Hugo de Groot en Matthias de Vries, Scaliger en Cleveringa, met hun wetenschappelijke bijdragen niet een evident maatschappelijk belang? Deden deze boegbeelden van de fatsoenlijke wetenschap aan valorisatie?

Ja. Althans: zij deden plichtsgetrouw hun werk. Net als alle wetenschappers die vandaag de dag plichtsgetrouw hun werk doen, en daarin geweldige resultaten boeken. Alleen hoe komt het dan toch dat er zo stevig bezuinigd wordt op de wetenschap?

De economische crisis is wellicht een aanleiding, maar niet de reden. Die ligt in het imago van de wetenschap. Bij bezuinigingsrondes is het voor mensen als Halbe Zijlstra uiterst bevredigend om eens lekker die botte bijl in die ivoren toren te zetten. En geef hem eens ongelijk, met al die duizenden wetenschappers met hun nicheonderzoek zonder enige aantoonbare maatschappelijke relevantie!

Wetenschappelijk nut is snel aangetoond (‘dit wisten we nog niet, en nu wel!’), maar gevraagd naar hun bijdrage aan de maatschappij staan veel wetenschappers met hun mond vol tanden. Zo groeit langzaamaan het idee dat er – universiteitbreed, maar met name in de niet-exacte wetenschappen – maar wat aangeklooid wordt, dat de academie een baantjesmachine is die zichzelf draaiende houdt door allerlei theoretische constructies te problematiseren, maar zich daarmee eigenlijk volledig buiten de samenleving plaatst.

Daarom hebben managers sinds enige jaren het begrip ‘valorisatie’ uitgevonden. Een heel moeilijk woord voor zo’n simpel principe. Toch is het een stopwoordje geworden van de universiteitsbestuurders en verschijnt er geen beleidsplan of rapport waarin het niet vermeld wordt. En natuurlijk is het in alle begrotingen een welkome kostenpost.

Zo zijn er tientallen potjes en fondsen aangelegd, netwerkborrels en seminars georganiseerd en onderzoeksplaatsen gecreëerd rondom valorisatie. Er is een ‘Dag van de Valorisatie’. Zou er al een leerstoel zijn? Als alle facetten van valorisatie in kaart lijken te zijn gebracht, zijn er natuurlijk altijd nog de onontgonnen terreinen ‘valorisatie in transnationaal perspectief’ of ‘valorisatie en gender’, ‘valorisatie en diversiteit’.

Kortom, slim als zij zijn, hebben de academische bestuurders ‘valorisatie’ voornamelijk uitgebuit als hip modewoord om smakken geld los te peuteren. Wat was bedoeld om de kloof tussen wetenschap en maatschappij te overbruggen, is verworden tot een op zichzelf staand en in zichzelf gekeerd, peperduur onderzoeksobject. Monty Python had niets geestigers kunnen bedenken.

Hoe slapstick ook, hiermee schiet de wetenschap natuurlijk haar doel compleet voorbij. Het gevolg is namelijk dat het valorisatiedogma aan managers de macht geeft om te bepalen wat wel en niet maatschappelijk waardevol is. Wie betaalt bepaalt. Instituten als het NWO worden oppermachtig, evenals de geest van politieke correctheid die in die bestuurslagen heerst. De onderzoeker die durft af te wijken kan makkelijk aan de kant worden gezet. Erger nog, politiek onwenselijke studies kunnen worden kaltgestellt onder het mom van ‘niet aansluitend bij de maatschappij’.

Het wordt tijd dat wetenschappers eens wat meer ballen tonen. Maatschappelijke relevantie? Onderzoek ís niet altijd (of niet altijd direct) maatschappelijk te ‘verzilveren’. Bezuinigingen? Prima, er zijn nog wel een paar bestuurslagen weg te snijden. Zolang onze academische vrijheid maar behouden blijft.

Geerten Waling is promovendus bij Geschiedenis en bestuurslid van Platform HOOFT, dat streeft naar  betere aansluiting van de Geesteswetenschappen bij de maatschappij.