Studentenleven
Wie lief kijkt, laten we binnen
Nihilisten, anarchisten, vrije geesten, after party people, gothics en metalheads. Ook nu Catena zestig wordt, is iedereen nog steeds welkom. ‘Volgens de rector waren we verraders.’
Marleen van Wesel
woensdag 9 mei 2012
© Taco van der Eb

Onderin een kast, ergens in de UB, tussen ingebonden geschiedenissen van Minerva, staat een grijs snelbindmapje met de ontstaansgeschiedenis van Catena. Het is de doctoraalscriptie van Hans Blom uit 1967. Op flinterdun vergeeld papier laten handgetekende tabellen zien dat de eerste Catenianen net wat minder vaak uit een academisch milieu kwamen dan leden van het Leids Studenten Corps.

‘Je vond er minder zegelringen, maar de eerste Catenianen voegden zich naar oude, traditionele patronen’, vertelt Blom (69), die later NIOD-directeur en hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam werd.

‘Gothics en metalheads waren nog nergens te bespeuren’, zegt Jeroen Velzeboer (23), de huidige voorzitter. ‘Er golden behoorlijk wat mores en er was een corporale structuur met subverenigingen, waar later bijvoorbeeld zeilvereniging de Blauwe Schuit uit voortkwam.’

Na de Tweede Wereldoorlog was vanuit een hang naar gelijkheid en eenheid slechts één gezelligheidsvereniging voor mannen toegestaan, namelijk het corps. Deze zogeheten civitasconstructie vormde paradoxaal genoeg de aanleiding voor de oprichting van Catena. Blom: ‘Heel wat studenten sloten zich niet bij het corps aan. Zij werden nihilisten genoemd. Men vond dat dergelijke eenlingen georganiseerd contact nodig hadden om een volwaardige academicus te worden. Daar was Catena het antwoord op. Het universiteitsbestuur stond niet bepaald om de oprichting te springen. In een toespraak in de Pieterskerk maakte de rector alle eerstejaars zelfs duidelijk dat we verraders waren en hij raadde hen af om lid te worden.’

Hans van Wingen (81), een van de 37 oprichters, herinnert zich die eerste jaren nog goed. ‘Voor de officiële oprichting speelden we al een tijd “sociëteitje” in een zaal van De Valk. We werden jarenlang geweerd van de eerstejaarsontvangst, maar het cortège, waaronder de eerstejaarsstudente prinses Beatrix, werd onderweg naar de Pieterskerk achtervolgd door een schuit vol Catenianen. Het waren kwajongensstreken, we waren heus geen tuig. Toch waren er professoren die de erkenning van Catena tot het bittere einde tegen probeerden te houden. Uiteindelijk capituleerde de academische senaat pas in 1960. Professor Lam hield daarbij een rede, die de universiteitskrant nog gecensureerd heeft gepubliceerd. De kritiek op het corps was weggelaten.’

Op de jaarlijkse reünistendag treft hij de laatste jaren steeds minder bekenden. ‘Van de hedendaagse jeugd begrijp ik niets, maar de tolerantie is nog altijd kenmerkend.’ Op het corps was dat wel anders. ‘Daar werd je tijdens een goed gesprek altijd gestoord door vlegels. En als je geen bier dronk, of je op een andere manier niet aan de heersende stijl hield, kon je opduvelen. Bij Catena kon ik jarenlang elke week een flesje Sisi drinken.’

De opstartjaren uit zijn scriptie waren achter de rug toen Blom zelf lid werd. ‘Tijdens mijn studie kende de vereniging veel schwung. Er stonden allerlei nieuwe zaken te gebeuren. Zo lieten we tijdens mijn senaatsjaar, in 1964, voor het eerst vrouwen toe. Dat was nogal wat in die tijd. Ik moest het universiteitsbestuur nog uitleg geven hoe we dat ’s avonds tijdens de KMT deden met de zedelijkheid.’

‘In 1968 was er een akkefietje met een theehuis op de sociëteit’, weet Velzeboer. ‘Daar hing volgens sommige leden een wel erg vrije sfeer. Er werd drugs gebruikt en verkocht. Vanuit het verenigingsblad klonk een links geluid, maar er was ook een grote rechtse vleugel die zich niet langer thuis voelde. Het ledenaantal daalde in korte tijd van negenhonderd tot tweehonderd, en dat vlak na de verhuizing naar het nieuwe pand in de Kolfmakerssteeg. Vanaf dat moment is in de statuten opgenomen dat Catena het leven van leden alleen op een ondogmatische manier wil verrijken.’

Blom maakte deze ontwikkelingen nog van een afstand mee. ‘Wij trokken naar de sociëteit altijd een jasje aan, maar daarna werd de sfeer informeler en chaotischer. Althans, dat vonden wij; inmiddels oude knarren. Bij het corps maakten soms heel oude heren de dienst uit en in principe was ik blij dat het bij Catena niet zo werkte. Maar ik vreesde even voor het voortbestaan.’

Velzeboer: ‘In de periode die volgde hing er in het hele land een vrije stemming. Er werd niet al te veel bijgehouden.’ Hij bladert door het lustrumboek en wijst op bestuurslijsten uit de jaren zeventig. ‘Het was inderdaad nogal chaotisch, er waren voortdurend wisselingen. Ook het reünistenbestand werd verwaarloosd en is deels verloren gegaan.’

Corporaal was de sfeer in ieder geval niet meer. ‘Eerder semi-anarchistisch’, vindt Blom. ‘Het was een gezellige periode’, volgens Velzeboer. ‘Catena was klein en iedereen kende elkaar. Maar er is niet veel van bekend. Er zijn niet eens almanakken bewaard.’

In die tijd werd Anneke Knaap (78) lid. ‘Ik was al 38 toen ik trouwde met de voorzitter, die toen 21 was.’ In 1975 werd ze zelfs bestuurslid. Een studie heeft ze nooit gevolgd. ‘Maar ik heb in al die jaren heus wel het een en ander geleerd hoor.’ Vanaf de knalrode bank in haar warme, rommelige woonkamer kijkt ze uit op de voordeur van Catena, waardoor ze nog dagelijks even binnen wandelt. ‘Om te kleppen, te klaverjassen en te scrabbelen. Ik vind het wel gemakkelijk’, verklaart ze. ‘En gezellig toch?’ vult Velzeboer aan, die naast haar is komen zitten.

‘De vereniging is veel groter en complexer geworden, met veel te veel commissies naar mijn zin. In de jaren zeventig deed het bestuur gewoon alles zelf. Maar de sfeer is nog hetzelfde en er loopt nog altijd veel langharig tuig rond’, foetert Knaap een beetje, tot vermaak van de huidige voorzitter, die met zijn korte blonde haar en nette blouse een opvallend frisse verschijning is te midden van oude tafeltjes, kastjes met spiegels, doosjes, asbakken en schemerlampen. Vanwege haar heup verscheen ze een tijdje wat minder op de dansvloer. ‘Maar daar heb ik nu goede pillen voor. Vooral verkleedfeestjes zijn favoriet. Boven heb ik een enorme verkleedkast, waar leden graag induiken voor pruiken en hoeden.’

Of Catena in zestig jaar bekende zakenlui, wetenschappers of beroemdheden heeft voortgebracht is door het rammelende reünistenbestand onbekend. Velzeboer: ‘Minerva heeft er natuurlijk heel wat, van de Soldaat van Oranje tot Koningin Beatrix. Maar ik weet er zo snel alleen dat de zoon van de Soldaat van Oranje met Hans Blom in het bestuur heeft gezeten.’

In de jaren tachtig, toen het ledenaantal gekelderd was tot slechts honderd, was het tijd voor actie. Na een succesvolle El Cid verdubbelde het aantal leden in een week. Velzeboer: ‘Tijdens de plaknachten, waarop alle verenigingen er op uit trokken met posters en lijm om leden te werven, hing er een gemoedelijke sfeer in de stad. Soms werden de plakkers aangehouden door de politie, die de lijmspullen daarna afleverde op de vereniging. Je hoefde ze alleen maar op te halen en je kon weer verder.’ De antiposters die Catena nog altijd maakt van de vijf grote verenigingen zijn onverminderd populair. ‘Elke vereniging stuurt wel wat leden langs om er een paar op te halen. Ze vormen een van de oudste Catena-tradities, samen met pubquizen en het ontbreken van een ontgroening. En Anneke is eigenlijk ook een traditie. Eerstejaarsstudenten zijn pas echt geïntegreerd als zij ze heeft uitgenodigd voor een Irish Coffee.’

Het lustrumboek uit 1992, toen Catena al twintig jaar in de Kolfmakersteeg zat, kreeg de veelzeggende titel Het dak lekt nog steeds. Velzeboer: ‘In die tijd stond Catena bekend als de plek waar de hele stad altijd welkom was, ook voor een after party als op zaterdagnacht de kroegen al lang gesloten waren.’ De open, politiek linksgeoriënteerde vereniging werd langzaam meer gesloten en minder politiek. Het lustrumboek uit 2002 heette dan ook De wanorde voorbij. ‘We zijn nog altijd toegankelijk, maar we zijn meer een studentenvereniging geworden. Wie lief kijkt laten we misschien nog wel binnen hoor, op een koude zaterdagnacht. Maar met het oog op de ontwikkelingen in de studiewereld moeten we de komende jaren denk ik juist weer gestructureerder worden.’

Deze week kunnen Catenianen de zorgen om de toekomst even ontvluchten tijdens de lustrumweek. Dinsdagavond, op de lichtgevende dansvloer tijdens het feest Disco Inferno toont Knaap haar opvallend soepele dansmoves tussen jongens met lange haren in Saturday Night Fever-pakken. Velzeboer, die in de karaokebar te vinden is, kijkt vooral uit naar het Pompeiifeest van donderdagavond. ‘Dat wordt een groot togafeest met een wijncantus. En vrijdag is er een zondvloedfeest in de vorm van een schuimparty.’

De sfeer is uitstekend, maar de thematiek klinkt niet erg optimistisch. Velzeboer: ‘Het lustrumboek van 2012 heet zelfs Apocalypse. Ach, hopelijk luidt de titel van 2022: Het viel allemaal wel mee.’

Door Marleen van Wesel Onderin een kast, ergens in de UB, tussen ingebonden geschiedenissen van Minerva, staat een grijs snelbindmapje met de ontstaansgeschiedenis van Catena. Het is de doctoraalscriptie van Hans Blom uit 1967. Op flinterdun vergeeld papier laten handgetekende tabellen zien dat de eerste Catenianen net wat minder vaak uit een academisch milieu kwamen dan leden van het Leids Studenten Corps.

‘Je vond er minder zegelringen, maar de eerste Catenianen voegden zich naar oude, traditionele patronen’, vertelt Blom (69), die later NIOD-directeur en hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam werd.

‘Gothics en metalheads waren nog nergens te bespeuren’, zegt Jeroen Velzeboer (23), de huidige voorzitter. ‘Er golden behoorlijk wat mores en er was een corporale structuur met subverenigingen, waar later bijvoorbeeld zeilvereniging de Blauwe Schuit uit voortkwam.’

Na de Tweede Wereldoorlog was vanuit een hang naar gelijkheid en eenheid slechts één gezelligheidsvereniging voor mannen toegestaan, namelijk het corps. Deze zogeheten civitasconstructie vormde paradoxaal genoeg de aanleiding voor de oprichting van Catena. Blom: ‘Heel wat studenten sloten zich niet bij het corps aan. Zij werden nihilisten genoemd. Men vond dat dergelijke eenlingen georganiseerd contact nodig hadden om een volwaardige academicus te worden. Daar was Catena het antwoord op. Het universiteitsbestuur stond niet bepaald om de oprichting te springen. In een toespraak in de Pieterskerk maakte de rector alle eerstejaars zelfs duidelijk dat we verraders waren en hij raadde hen af om lid te worden.’

Hans van Wingen (81), een van de 37 oprichters, herinnert zich die eerste jaren nog goed. ‘Voor de officiële oprichting speelden we al een tijd “sociëteitje” in een zaal van De Valk. We werden jarenlang geweerd van de eerstejaarsontvangst, maar het cortège, waaronder de eerstejaarsstudente prinses Beatrix, werd onderweg naar de Pieterskerk achtervolgd door een schuit vol Catenianen. Het waren kwajongensstreken, we waren heus geen tuig. Toch waren er professoren die de erkenning van Catena tot het bittere einde tegen probeerden te houden. Uiteindelijk capituleerde de academische senaat pas in 1960. Professor Lam hield daarbij een rede, die de universiteitskrant nog gecensureerd heeft gepubliceerd. De kritiek op het corps was weggelaten.’

Op de jaarlijkse reünistendag treft hij de laatste jaren steeds minder bekenden. ‘Van de hedendaagse jeugd begrijp ik niets, maar de tolerantie is nog altijd kenmerkend.’ Op het corps was dat wel anders. ‘Daar werd je tijdens een goed gesprek altijd gestoord door vlegels. En als je geen bier dronk, of je op een andere manier niet aan de heersende stijl hield, kon je opduvelen. Bij Catena kon ik jarenlang elke week een flesje Sisi drinken.’

De opstartjaren uit zijn scriptie waren achter de rug toen Blom zelf lid werd. ‘Tijdens mijn studie kende de vereniging veel schwung. Er stonden allerlei nieuwe zaken te gebeuren. Zo lieten we tijdens mijn senaatsjaar, in 1964, voor het eerst vrouwen toe. Dat was nogal wat in die tijd. Ik moest het universiteitsbestuur nog uitleg geven hoe we dat ’s avonds tijdens de KMT deden met de zedelijkheid.’

‘In 1968 was er een akkefietje met een theehuis op de sociëteit’, weet Velzeboer. ‘Daar hing volgens sommige leden een wel erg vrije sfeer. Er werd drugs gebruikt en verkocht. Vanuit het verenigingsblad klonk een links geluid, maar er was ook een grote rechtse vleugel die zich niet langer thuis voelde. Het ledenaantal daalde in korte tijd van negenhonderd tot tweehonderd, en dat vlak na de verhuizing naar het nieuwe pand in de Kolfmakerssteeg. Vanaf dat moment is in de statuten opgenomen dat Catena het leven van leden alleen op een ondogmatische manier wil verrijken.’

Blom maakte deze ontwikkelingen nog van een afstand mee. ‘Wij trokken naar de sociëteit altijd een jasje aan, maar daarna werd de sfeer informeler en chaotischer. Althans, dat vonden wij; inmiddels oude knarren. Bij het corps maakten soms heel oude heren de dienst uit en in principe was ik blij dat het bij Catena niet zo werkte. Maar ik vreesde even voor het voortbestaan.’

Velzeboer: ‘In de periode die volgde hing er in het hele land een vrije stemming. Er werd niet al te veel bijgehouden.’ Hij bladert door het lustrumboek en wijst op bestuurslijsten uit de jaren zeventig. ‘Het was inderdaad nogal chaotisch, er waren voortdurend wisselingen. Ook het reünistenbestand werd verwaarloosd en is deels verloren gegaan.’

Corporaal was de sfeer in ieder geval niet meer. ‘Eerder semi-anarchistisch’, vindt Blom. ‘Het was een gezellige periode’, volgens Velzeboer. ‘Catena was klein en iedereen kende elkaar. Maar er is niet veel van bekend. Er zijn niet eens almanakken bewaard.’

In die tijd werd Anneke Knaap (78) lid. ‘Ik was al 38 toen ik trouwde met de voorzitter, die toen 21 was.’ In 1975 werd ze zelfs bestuurslid. Een studie heeft ze nooit gevolgd. ‘Maar ik heb in al die jaren heus wel het een en ander geleerd hoor.’ Vanaf de knalrode bank in haar warme, rommelige woonkamer kijkt ze uit op de voordeur van Catena, waardoor ze nog dagelijks even binnen wandelt. ‘Om te kleppen, te klaverjassen en te scrabbelen. Ik vind het wel gemakkelijk’, verklaart ze. ‘En gezellig toch?’ vult Velzeboer aan, die naast haar is komen zitten.

‘De vereniging is veel groter en complexer geworden, met veel te veel commissies naar mijn zin. In de jaren zeventig deed het bestuur gewoon alles zelf. Maar de sfeer is nog hetzelfde en er loopt nog altijd veel langharig tuig rond’, foetert Knaap een beetje, tot vermaak van de huidige voorzitter, die met zijn korte blonde haar en nette blouse een opvallend frisse verschijning is te midden van oude tafeltjes, kastjes met spiegels, doosjes, asbakken en schemerlampen. Vanwege haar heup verscheen ze een tijdje wat minder op de dansvloer. ‘Maar daar heb ik nu goede pillen voor. Vooral verkleedfeestjes zijn favoriet. Boven heb ik een enorme verkleedkast, waar leden graag induiken voor pruiken en hoeden.’

Of Catena in zestig jaar bekende zakenlui, wetenschappers of beroemdheden heeft voortgebracht is door het rammelende reünistenbestand onbekend. Velzeboer: ‘Minerva heeft er natuurlijk heel wat, van de Soldaat van Oranje tot Koningin Beatrix. Maar ik weet er zo snel alleen dat de zoon van de Soldaat van Oranje met Hans Blom in het bestuur heeft gezeten.’

In de jaren tachtig, toen het ledenaantal gekelderd was tot slechts honderd, was het tijd voor actie. Na een succesvolle El Cid verdubbelde het aantal leden in een week. Velzeboer: ‘Tijdens de plaknachten, waarop alle verenigingen er op uit trokken met posters en lijm om leden te werven, hing er een gemoedelijke sfeer in de stad. Soms werden de plakkers aangehouden door de politie, die de lijmspullen daarna afleverde op de vereniging. Je hoefde ze alleen maar op te halen en je kon weer verder.’ De antiposters die Catena nog altijd maakt van de vijf grote verenigingen zijn onverminderd populair. ‘Elke vereniging stuurt wel wat leden langs om er een paar op te halen. Ze vormen een van de oudste Catena-tradities, samen met pubquizen en het ontbreken van een ontgroening. En Anneke is eigenlijk ook een traditie. Eerstejaarsstudenten zijn pas echt geïntegreerd als zij ze heeft uitgenodigd voor een Irish Coffee.’

Het lustrumboek uit 1992, toen Catena al twintig jaar in de Kolfmakersteeg zat, kreeg de veelzeggende titel Het dak lekt nog steeds. Velzeboer: ‘In die tijd stond Catena bekend als de plek waar de hele stad altijd welkom was, ook voor een after party als op zaterdagnacht de kroegen al lang gesloten waren.’ De open, politiek linksgeoriënteerde vereniging werd langzaam meer gesloten en minder politiek. Het lustrumboek uit 2002 heette dan ook De wanorde voorbij. ‘We zijn nog altijd toegankelijk, maar we zijn meer een studentenvereniging geworden. Wie lief kijkt laten we misschien nog wel binnen hoor, op een koude zaterdagnacht. Maar met het oog op de ontwikkelingen in de studiewereld moeten we de komende jaren denk ik juist weer gestructureerder worden.’

Deze week kunnen Catenianen de zorgen om de toekomst even ontvluchten tijdens de lustrumweek. Dinsdagavond, op de lichtgevende dansvloer tijdens het feest Disco Inferno toont Knaap haar opvallend soepele dansmoves tussen jongens met lange haren in Saturday Night Fever-pakken. Velzeboer, die in de karaokebar te vinden is, kijkt vooral uit naar het Pompeiifeest van donderdagavond. ‘Dat wordt een groot togafeest met een wijncantus. En vrijdag is er een zondvloedfeest in de vorm van een schuimparty.’