Wetenschap
Een heel klein beetje minder kanker
Een Leidse promovendus deed onderzoek naar de genetica van borstkanker. ‘Als twee verschillende tumoren een vergelijkbare genetische achtergrond hebben, zouden ze ook op dezelfde manier behandeld kunnen worden.’
Bart Braun
woensdag 28 maart 2012

Het menselijk lichaam bestaat uit duizenden miljarden cellen. Er bestaat een enorme batterij aan trucs om te voorkomen dat één daarvan uitgroeit tot een kankergezwel, maar soms gebeurt het toch. Afhankelijk van de precieze soort kanker ben je dan, ook anno 2012, ernstig de pineut.

In andere media duiken soms berichten op als ‘Wetenschappers ontdekken kankermedicijn’. Alsof de juiste pil gewoon voor het oprapen lag. Dit wordt niet zo’n stuk. De Amerikaanse president Richard Nixon verklaarde in 1971 nog optimistisch de War on Cancer. De resultaten tot nu toe? In de top-10 van doodsoorzaken in rijke landen zijn drie plaatsen ingeruimd voor kanker. Er wordt wel degelijk vooruitgang geboekt, maar het gaat met kleine stapjes.

Het proefschrift waarop medisch bioloog Simon Joosse dinsdag promoveerde is zo’n stapje. Wie een heel specifiek soort kanker heeft, kan het een heel klein beetje helpen. Dat is al heel wat, in de werkelijkheid van de wetenschap. Lang niet alle euro’s die in de KWF-collectebussen belanden, hebben zo snel en zo direct effect als zijn promotiebeurs.

Omdat veel soorten kanker deels genetisch bepaald zijn, onderzoeken wetenschappers als Joosse die genetische basis in de hoop dat ze dat iets leert over hoe kanker precies ontstaat, of over hoe je het moet behandelen.

Eerst even een korte opfrisles genetica: erfelijke informatie is opgeslagen in de vorm van grote DNA-moleculen, de zogeheten chromosomen. Dat DNA is opgebouwd uit kleinere molecuultjes, die biochemici aanduiden met de letters A, T, C en G. Sommige stukjes van een chromosoom worden door de cellen afgelezen: dat zijn de zogeheten genen. Sommige genen zijn er vooral om andere genen aan te sturen, en andere vormen het bouwplan voor de eiwitmoleculen waaruit het lichaam is opgebouwd en van alles mee doet.

De genen waar Joosse aan werkte, heten BRCA1 en BRCA2. ‘Bracca’, zeggen biologen als ze het kort willen houden. De genen bestaan allebei uit vele duizenden DNA-letters, en als al die letters goed staan, verrichten de genen belangrijk werk. Van BRCA1 werd onlangs ontdekt dat het een rol speelt in de vorming van melkklieren in borsten, en allebei de genen bevatten het bouwplan voor eiwitten die het DNA repareren als het stuk gaat. Dat is een taak die ertoe doet, want kapot DNA kan de eerste stap zijn in de vorming van kanker.

Dat zie je bij mensen waarbij die lettertjes niet goed staan. Veel veranderingen in zo’n gen maken niet uit, maar als het wel uitmaakt, loopt de eigenaar van het mutante gen een sterk verhoogd risico op borstkanker. Dat is waar de genen hun naam aan danken: al voordat duidelijk was wat ze normaal gesproken doen, wisten genetici dat een kapotte versie leidt tot BReast CAncer.

Als je eenmaal weet dat dat gen bestaat en dat kapotte versies de kans op borstkanker vergroten, kun je wat met die kennis. Je kunt bijvoorbeeld kijken hoe jouw versie van die genen in elkaar zit. Dat is vooralsnog een dure aangelegenheid, dus doen genetici het alleen bij vrouwen met veel borstkankerpatiënten in de familie. Om dezelfde reden bepalen ze niet de precieze volgorde van alle A’tjes, T’tjes, C’tjes en G’tjes, maar passen ze een shortcut toe.

De shortcut van Joosse heet Array Comparative Genomic Hybridization. Hij gebruikte het niet om borstkankerpatiënten op te sporen, maar juist om naar borsttumoren te kijken. ‘Het is een techniek om twee stukken DNA te vergelijken’, legt hij uit. ‘Normaal gesproken heeft iedereen twee versies van elk chromosoom; eentje die je erfde van je vader en eentje van je moeder. Het controle-DNA label je met een groen kleurtje, en het tumor-DNA met rood. De machine meet hoeveel groen en rood er is. Zie je meer rood, dan weet je dat een stuk DNA vaker voorkomt in de tumor dan in gezond weefsel. Zie je meer groen, dan komt dat stukje DNA juist minder vaak voor in het kankerweefsel, of is het uitgeschakeld.’

De genetische samenstelling – de hoeveelheid rood en groen – van tumoren die zijn veroorzaakt door een mutatie in BRCA1 of BRCA2 is anders dan van andere borsttumoren, stelde Joosse vast. Dat is handig om te weten. ‘Er zijn families waarin veel borstkanker voorkomt, waarin we toch geen bekende BRCA-mutaties hebben gevonden. Wat moeten we daar nou mee? Misschien hebben we een mutatie gemist, omdat de genen zo groot zijn. Als je deze technologie toepast op hun tumoren, kan je zo nieuwe schadelijke varianten van het gen ontdekken, waardoor de screening bij andere mensen beter werkt.

‘Het zou ook kunnen dat iemand een niet-BRCA-tumor heeft, die er genetisch wel hetzelfde uitziet als zo’n tumor. Wellicht hebben die mensen een mutatie in een gen dat we nog niet kennen, maar dat iets vergelijkbaars doet als de BRCA-genen. Die patiënten zou je dan op een vergelijkbare manier kunnen behandelen: onder meer met medicijnen die het gebrek aan DNA-reparatie opvangen.’

Bij een kleine groep patiënten van het Nederlands Kanker Instituut, waar Joosse zijn promotieonderzoek uitvoerde, is dat inmiddels daadwerkelijk gebeurd. ‘Die bleken ook beter op hun behandeling te reageren’, aldus de promovendus. Wat niet betekent dat ze ook allemaal genazen, haast hij zich om te zeggen: ‘We praten alleen over een langere overleving.’ Het blijft een zaak van kleine stapjes.