Columns & opinie
Bij sommige doemscenario’s lopen de zweetdruppels wél over mijn voorhoofd
Uiteindelijk is de vraag of een wetenschapper zich moet of mag mengen in het publieke debat net zo interessant als de vraag: hoe mengt de wetenschapper zich? Tijd voor een lesje wetenschapscommunicatie.
Olaf Leeuwis
donderdag 14 maart 2024

Je hebt van die huizen in Leiden waar je, bij wijze van spreken, tien jaar van je leven voor zou geven om er te kunnen wonen. Ik noem: zo goed als elk pand aan het Rapenburg (vooral dat huisje in oranjebruine bakstenen met dat torentje), het Kasteeltje en het witte huis daar om de hoek.

Het leek eerst een gewoon huis, maar ik kwam er pas veel te laat achter dat dit het woonhuis was van Paul Ehrenfest. Deze man met de mooie naam stierf echter in een donkere staat van gekte en zwartgalligheid waarbij hij zijn gehandicapte zoontje mee ten onder nam. Een verschrikkelijk einde.

Ehrenfest was bevriend met Einstein, die dol was op zijn goede vriend en zijn zoontje, doordat ze samen verbonden waren aan de afdeling natuurkunde aan de Universiteit Leiden. Ehrenfest was de opvolger van Lorentz, hij was relatief succesvol, maar hij verloor de grip op zijn leven en zijn invulling op het natuurkundige vakgebied. Uiteindelijk versmolt de wetenschap met argwaan en de zuivere horror van wanhoop. De natuurkunde ging te snel voor hem en hij produceerde niets revolutionairs waar Einstein dat nu wel deed.

Dat de natuurkunde uiteindelijk te snel ontwikkelde en dat fysici hun grip verloren op de gevolgen daarvan, is inmiddels in het licht van de film Oppenheimer een platgereden pad. Alleen wat Ehrenfest wel goed laat zien, is dat vreemde huwelijk van wetenschap en wanhoop. Hoe breng je als wetenschapper wanhopige voorspellingen die zo uit het Oude Testament hadden kunnen komen?

‘Hoe breng je wanhopige voorspellingen die zo uit het Oude Testament kunnen komen?’

Dat is geen gekke vraag, want de universiteit worstelt zelf met haar rol in het publieke debat. Uiteindelijk is de vraag of een wetenschapper zich moet of mag mengen in het publieke debat net zo interessant als de vraag: hoe mengt de wetenschapper zich?

Voorbeelden zijn er alom van klimatologen die een zwartgallig toekomstbeeld schetsen van de mensheid door klimaatverandering. Echt lekker ervan in je vel zitten is dan ook niet het doel hiervan, want het is eerder een oproep tot actie en verandering. Maar hoe verhoudt zich dat dan tot de relatief onschuldige als de ‘gewone’ burger of de student?

Een antwoord heb ik niet, maar dat hoeft ook niet.

Een voorbeeld heb ik wel, waar best een knap lesje wetenschapscommunicatie uit getrokken kan worden. Ik ben namelijk een roker en als iemand zegt dat ik daardoor eerder doodga, geef ik geen kik. Maar als iemand zegt dat ik door mijn rookgedrag zal sterven op 3 september 2045 om 19:41, lopen de zweetdruppels al over mijn voorhoofd.

Nu is dit misschien een wat kneuterig voorbeeld, maar ik denk dat dezelfde houding nuttig zou kunnen zijn in de wetenschappelijke slechtnieuwsgesprekken zoals klimatologen dag in dag uit doen. Schets de concrete voorbeelden van klimaatverandering en breng daarmee de verbeeldingskracht op gang. In helse abstracta als een horrorscenario is het net even wat minder effectief, denk ik, en dat leidt tot wanhoop of juiste apathie.

Om abstracta kan je namelijk amper geven, zoals het credo ‘red de mensheid’ uiteindelijk bij mij geen grote hartstocht opwekt. Misschien is deze laatste mededeling een slechtnieuwsgesprek waardig, maar gelukkig is het concreet!


Olaf Leeuwis is student International Relations