Wetenschap
Schepper van zwevende zeppeloons
Hoogleraar neurologie Gert van Dijk bevolkt de denkbeeldige planeet Furaha met zorgvuldig ontworpen buitenaardse wezens. Het bedenken van zespotige grazers, slingerende marmerbekken en wapperende mantelvissen is voor hem een intellectueel en kunstzinnig spel. ‘Maar ik geloof niet in groene mannetjes.’
Bart Braun
woensdag 16 november 2011

 In vrijwel alle populaire sciencefiction is de science ronduit beroerd. Daverende explosies in de ruimte, elke planeet precies dezelfde zwaartekracht als de aarde, de absoluutheid van de lichtsnelheid die nonchalant onder het tapijt wordt geveegd. Wat het verzameld werk van Lil’ Wayne is voor liefhebbers van Engelse poëzie, is Star Wars voor bèta’s. Het kan best vermakelijk zijn, maar het veroorzaakt ook kromme tenen.

Nog erger dan het natuurkundig gestuntel is Hollywoods complete onbegrip van biologie. Buitenaardse wezens die nog nooit een mens hebben gezien, zijn wel prima in staat om met ze te communiceren, of zelfs om ze op te eten of in hun lichamen te parasiteren. En alle buitenaardse wezens zien er hetzelfde uit: als slappe aftreksels van aardse dieren. Het zijn hagedissen, beren, poezen en vooral mensen, met slechts wat kleine cosmetische aanpassinkjes om ze buitenaards te laten lijken. Jar Jar Binks en het monster uit Alien, met hun schubben, kaken, ivoren tanden en ogen boven de neusgaten, hebben een evolutionaire voorgeschiedenis die wel erg veel lijkt op die van aardse gewervelde dieren. Of beter gezegd: Hollywood had wel erg weinig fantasie bij het ontwerpen ervan.

Dan doet professor Gert van Dijk het beter. In het dagelijks leven is hij klinisch neuroloog; zijn onderzoek richt zich op zaken als hersen- en zenuwfuncties bij uiteenlopende aandoeningen, waaronder flauwvallen. In zijn vrije tijd schildert, programmeert en rekent hij aan het leven op de fantasieplaneet Furaha. ‘Het is een wetenschappelijk en intellectueel spel’, benadrukt hij: ‘Ik heb er geen behoefte aan om afgeschilderd te worden als iemand die in groene mannetjes gelooft.’

‘Furaha’ is Swahili voor geluk – in Van Dijks verhaal over de planeet, werd Furaha ontdekt door een ruimteschip met Oost-Afrikaanse bemanning. De wereld is meer dan dertig jaar geleden ontstaan. ‘Toen schilderde ik ook al, en ik heb toen ook omslagen geschilderd voor een amateuristische SF-uitgeverij die boeken maakte waar zelfs De Slegte niet vanaf kwam. Die uitgever wilde zoveel mogelijk primaire kleuren op de cover, en als ik dan uitlegde dat er daar maar drie van zijn was dat moeilijk. Dus ging ik voor mijzelf iets maken: een insectachtig vliegend beestje met een plant.

‘Er stond veel gras op het schilderij, en dus moest er ook een dier zijn dat dat gras at. En dan weet je dat er geen einde meer is.’ De planeet telt inmiddels een flinke handvol planten, en allerlei verschillende land-, water- en vliegende dieren.

In de jaren tachtig kwam er steeds meer programmeerwerk bij het schilderwerk kijken. ‘Ik had een zespotig dier geschapen, en ik wilde weten hoe het klinkt als zo’n dier loopt.’ Van Dijk maakte op een Acorn – destijds hét apparaat voor thuisprogrammeurs – een programma waarmee hij de looppatronen van zijn zesvoeter kon simuleren. Zo kon hij zijn dieren horen lopen.

Het reken- en denkwerk is net zo belangrijk als het tekenen en schilderen. Alles moet ecologisch, evolutionair en biomechanisch kloppen. Op de website van Furaha en het bijbehorende blog legt Van Dijk de achterliggende wetenschap uit. Een aantal ‘vissen’ op Furaha kan zich voortbewegen met vier wapperende membranen: net zoals de twee manteltjes aan de zijkant van een zeekat, maar dan staan er ook twee membranen verticaal in plaats van alleen horizontaal. Met behulp van animaties legt hij uit hoe die membranen het beste ten opzichte van elkaar kunnen bewegen.

Ergens anders beschrijft hij hoe de zogeheten zeppeloon (Bulla emphysematosa) kan zweven. Net als een heliumballon ‘drijft’ het dier in de atmosfeer: een zeppeloon is vooral een enorme blaas met waterstofgas, waar de overige organen en tentakels omheen zitten. Als je weet hoe dik de Furaha-atmosfeer is (iets dichter dan op aarde) en aanneemt dat de organen van zeppeloons ongeveer even zwaar zijn als die van andere dieren, kun je vrij eenvoudig uitrekenen hoe groot de blaas moet zijn om zo’n beest de lucht in te krijgen.

Het antwoord: gigantisch. Een volwassen zeppeloon is ongeveer even groot als een doorzonwoning. En een jonkie? Nou, dat is dus een probleem. Uit dezelfde sommetjes volgt dat een kleine zeppeloon nog te weinig zweefvermogen heeft om de lucht in te komen. Hoe kan zoiets zich dan voortplanten, of ontstaan door evolutie? Het lijkt erop dat op die vragen geen antwoord bestaat, en dat de zweefbeesten dus binnenkort worden geschrapt.

Van Dijk: ‘De bezoekers van mijn site vonden dat heel jammer, en probeerden meteen om oplossingen te verzinnen. Bij dat soort kwesties krijg je uiteindelijk de scheiding tussen de mensen die volgens de regels willen spelen, en de mensen die zeggen: ik hou ze lekker toch. Hoe intellectueel wil je het spelen, is dan de vraag? Ik ga vrij ver.’

Toch ziet de Furaha-fauna er soms nog behoorlijk ‘aards’ uit. Het roofdier Serrabuca piscivora heeft precies dezelfde stroomlijn als aardse dolfijnen, haaien en uitgestorven mosasaurussen. Die stroomlijn is bij die dieren onafhankelijk van elkaar geëvolueerd: blijkbaar is dat een dusdanig efficiënte vorm dat hij keer op keer opnieuw ontstaat. Convergente evolutie, noemen biologen dat.

Als er ergens anders in het heelal dieren bestaan die zijn blootgesteld aan hetzelfde soort eisen als de aardse omgeving stelt aan de dieren hier, dan komt convergente evolutie met hetzelfde soort oplossingen. Snelzwemmende dieren zullen gestroomlijnd zijn.

Als er licht is, biedt het hebben van ogen een sterk evolutionair voordeel. Dus je zou op andere planeten dieren met ogen verwachten. En als je beesten met ogen hebt, zou je verwachten dat roofdieren er minstens twee hebben, aan de voorkant. Met één oog kun je veel slechter diepte zien.

Hoe gek kan een buitenaards wezen eigenlijk worden? Dat is een eeuwige vraag onder liefhebbers van speculatieve biologie, volgens Van Dijk. ‘Andere mensen willen afwijken om het afwijken. Op aarde valt er echter ook al veel te verzinnen. Stel nou dat er geen octopussen zouden bestaan, en ik zou ze bedenken... De bek zit tussen de poten, zodat ze niet kunnen kijken naar wat ze aan het eten zijn, en die ogen lijken sprekend op die van gewervelde dieren. Daar zou ik niet mee wegkomen.’

Van Dijk: ‘Mensen zeggen ook wel dat mijn zespoten te aards zijn. Maar als ik nadenk over hoe een poot werkt, en over waarom die gewrichten erin zitten, dan kom ik toch uit op iets dat heel erg lijkt op de poten van gewervelde dieren op aarde.’

Het komt ook doordat de planeet Furaha sterk lijkt op de planeet aarde. Vloeibaar water, atmosfeer met zuurstof, niet te dicht bij de zon, niet te ver er vandaan. ‘Als je daar vanaf wil, wordt het ineens heel erg moeilijk om het nog goed te doen. Dat zie je in de sciencefiction overigens wel. Schrijver Hal Clement beschrijft in een van zijn boeken het leven op een enorm zware neutronenster, waar ontzettend platte wezens wonen. Daar zit ook heel doordachte mechanica in. Zelfs in een film als Avatar zitten nog best aardige dingen; maar vooral verschrikkingen als de Na’vi (de blauwe katmensen, red.), met hun welhaast telepathische paardenstaarten.’

Vincent Icke, een andere Leidse hoogleraar die kunst en wetenschap combineert, zei ooit het jammer te vinden dat mensen zijn kunst pas echt leuk vonden als ze de achterliggende astrofysica uitgelegd kregen. Van Dijk ziet dat anders. ‘Deenthousiaste reacties op mijn blog zijn van precies die mensen die zowel plezier hebben in de kunst als in de wetenschap. Er zijn een hoop mensen die dat niet zo zien; die denken dat de lucht minder mooi wordt als je weet dat dat blauw ontstaat door Raleigh-verstrooiing van het licht. De mensen die Furaha het leukste vinden, zijn de mensen die zulke wetmatigheden herkennen en er juist meer plezier aan ontlenen.

Zou hij ooit een andere planeet willen? ‘Waarom? Een planeet is groot zat, kijk maar naar de aarde. Er is altijd nog iets te doen, iets om uit te werken. Ik ben nu bezig aan dieren die lijken op een duizendpoot, maar dan zo groot als een olifant. Met zintuigen aan de voor- én achterkant, want dat leek me logisch. Ik heb er aan gerekend, en het moet haalbaar zijn.’

www.planetfuraha.org

planetfuraha.blogspot.com

Zeppeloon (Bulla emphysematosa)

Furaha kent meerdere dieren die zweven door lichter te zijn dan de lucht. De zeppeloon is de grootste van allemaal. Net als inktvissen kunnen ze van kleur veranderen: als ze donkerder worden absorberen ze meer warmte. Daardoor zet het gas in hun zweefblaas uit, en stijgen de zeppeloons op. Door witter te worden, koelen ze weer af en kunnen ze dalen om eten te vangen aan het planeetoppervlak. In noodgevallen kunnen ze ook gas lozen met ventielen. Dat doen ze echter maar zelden: meestal zweven ze gedachteloos tussen de wolken.

Marmerbek (Iacolator weismuelleri)

Als je een bos hebt, is slingeren een slimme manier om van boom tot boom te komen. Op aarde doen diverse apensoorten dat. Dat zijn echter allemaal fruiteters: er zijn geen slingerende roofdieren op onze planeet. Op Furaha, waar sommige bossen er al veel langer staan, bestaan zulke dieren wel. De marmerbek slingert aan de twee lange armen, en gebruikt de kortere poten om bomen in te klimmen en prooien te grijpen. De naam is een verwijzing naar Tarzan-acteur Johnny Weismüller; een verwante soort heet Iacolator schwarzeneggrii.

Wolharige schoffelaar (Vestopector iratus)

Veel landdieren op Furaha volgen een zespotig bouwplan, net zoals aardse gewervelden allemaal vier poten hebben. Schoffelaars leven ’s winters in de sneeuw, en zomers in het zompige moeras dat ontstaat als die sneeuw smelt. Met hun schepvormige kaak kunnen ze planten vinden onder de sneeuw, of eetbare wortels opgraven. Als de winter nadert, sterven de bloedvaten in de huidflappen aan zijn zijkant af, zodat de dieren een soort jas van hun eigen leer aanhebben. Onder die ‘jas’ zit haar, met verschillende soorten parasieten erin, en diertjes die op die parasieten jagen.