Achtergrond
'Er bestond geen Black Holocaust'
Slavernij staat weer in de belangstelling. Politici roepen op het paneel “Hulde der Koloniën” van de Gouden Koets te verbannen naar het museum. Op de publieke omroep belicht de goed bekeken serie De Slavernij de Nederlandse rol in de slavenhandel. Mare vroeg drie Leidse kenners hoe om te gaan met een pijnlijke periode uit de geschiedenis.
Vincent Bongers
woensdag 28 september 2011

Gert Oostindie is hoogleraar Caraïbische geschiedenis, directeur van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde en werkte mee aan het scenario van De Slavernij. Piet Emmer, emeritus hoogleraar geschiedenis, is ook te zien in de serie en verzorgt momenteel de Studium Generale-reeks ‘Nederland en de Europese expansie overzee’. Lotte Pelckmans promoveerde vorige week op antropologisch onderzoek naar de gevolgen van slavernij in Mali.

Moet de Gouden Koets worden overgeschilderd?

Emmer: ‘De Gouden Koets en de slavernij hebben niets met elkaar te maken. De koets was een geschenk van de stad Amsterdam aan Koningin Wilhelmina bij haar troonsbestijging in 1898. Je ziet wel halfontblote vertegenwoordigers van Azië en Afrika, maar waaruit blijkt dat zij slaaf zijn? De oproep is absurd.’

Oostindie: ‘De slavernij was in 1898 al 35 jaar afgeschaft. Tegen Harry van Bommel (SP) en Mariko Peters (GoenLinks) die in een opiniestuk daartoe opriepen, zou ik willen zeggen: “Get your facts right.” Je lost geen probleem op door het weg te poetsen.’

Pelckmans: ‘Het belangrijkste is leren van het verleden. De koets komt elk jaar voorbij paraderen, een mooie aanleiding voor een discussie. Het is goed dat je hier de argumenten voor en tegen in de krant kunt lezen. In Mali gebeurt dat niet.’

Oostindie: ‘Er zijn wel grenzen natuurlijk. Stel dat er slaven op staan die ernstig worden getuchtigd. Wat doe je dan?’

Slavernij was toch gewoon?

Oostindie: ‘Wij vinden het bizar, maar in de hele wereldgeschiedenis is onvrijheid een constante.’

Pelckmans: ‘Je moet het in de juiste tijdsgeest zien, maar dat mag geen excuus zijn. Het is geen reden om de zaak te banaliseren en er geen aandacht aan te schenken.’

Emmer: ‘We willen voortdurend dat 17e-eeuwse mensen door de ogen kijken van de 21e eeuw. Dat werkt niet. Met het geweten van nu was men er nooit aan begonnen. En als je uitrekent wat de slavenhandel opbracht, vraag je je af waarom ze in vredesnaam zoveel moeite deden. Het leverde wel enige winst op, maar als je het afzet tegen het nationaal inkomen is het miniem. Nederland was verantwoordelijk voor ongeveer vijf procent van de trans-Atlantische slavenhandel.’

Oostindie: ‘Plantages waren geen concentratiekampen, het was geen “Black Holocaust”, al wordt dat soms gesuggereerd. De Holocaust was erop gericht om zoveel mogelijk mensen te vernietigen. Slavenhandel was niet bedoeld om Afrikanen dood te maken, maar juist om rijk te worden  - zij het over de rug van anderen en met racistische argumenten. Dat vinden wij natuurlijk verwerpelijk.’

Emmer: ‘Waarom maakten ze niet gewoon arme Nederlanders tot slaaf? Dat was makkelijker. We hebben vreselijke dingen met Europeanen gedaan, maar tot slaaf maken gebeurde niet. Het was culturele voorkeur om het niet de doen. Al is dat een zwak argument. Met eigen volk gingen we ook slecht om.’

Zijn excuses nodig?

Oostindie: ‘Publiekelijk zeggen: “Dit had zo niet gemogen,” moet natuurlijk wel en dat is ook gebeurd. Verder is het belangrijk om op fatsoenlijke manier om te gaan met de voormalige koloniën in de vorm van erkenning en ook ontwikkelingshulp.’

Emmer: ‘Maar je kunt nog veel meer schuldvragen stellen. Vrouwen werden niet als gelijke behandeld. Kinderarbeid was aan de orde van de dag. En wat te denken van dierenmishandeling? We hebben ook geen hondenkarren meer.’

Pelckmans: ‘Ik denk dat mensen niet echt gebaat zijn bij excuses. Investeer liever geld in het publiek maken en het verhaal vertellen. Het gaat er om dat mensen zich bewust worden en blijven van het slavernijverleden en dat ook met het heden kunnen verbinden.’

Oostindie: ‘De Nederlandse staat benadert het verleden op een rare moraliserende wijze. In 2002 werd de oprichting van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) herdacht in de Ridderzaal. De koningin en premier Kok waren erbij. Er hing een feestelijke sfeer. Drie maanden later waren dezelfde prominenten aanwezig bij de onthulling van het Nationaal Monument Slavernijverleden. Toen was het juist spijt betuigen geblazen over de core business van de West-Indische Compagnie (WIC).

De overheid waait mee met wat bepaalde groepen migranten willen: “Indische Nederlanders, zijn jullie trots op de VOC en niet boos over het kolonialisme? Dat komt goed uit. Dat zijn wij eigenlijk ook. “Surinamers en Antillianen: Jullie zijn niet blij met de WIC, dan zijn wij dat ook niet.” Dat is “u vraagt, wij draaien.”’

Pelckmans: ‘In West-Afrika wordt de interne slavernij in de doofpot gestopt. De aandacht gaat uit naar de trans-Atlantische slavenhandel. Het komt overheden goed uit om een gezamenlijke boeman te hebben, dat leidt af van de eigen problematiek. Het schept ook eenheid in de West-Afrikaanse natiestaten die nog zo jong zijn. Als je gaat porren in het verleden van die landen krijg je conflicten en verwijten.

Moet er worden betaald?

Emmer: ‘Herstelbetalingen die de huidige generatie raakt daar kan ik nog wel wat in zien. Denk aan slachtoffers van de politionele acties in Indonesië. Maar historisch onrecht financieel compenseren is erg moeilijk. Vooral als je naar welvaart kijkt en aan een zwarte Noord-Amerikanen vraagt: ”Had u liever in West-Afrika gewoond?” Dan is het antwoord: “Nee.”’

Oostindie: ‘Het is zinloos om te discussiëren over persoonlijke schadevergoeding. Afrika was niet alleen slachtoffer. Het was daar ook business. Ook tussen volkeren en landen onderling. Dat is zo’n toestand, sluit het af.’

Emmer: ‘Diegenen die herstelbetalingen willen, stappen niet naar Afrikaanse landen. Daar valt niets te halen. Terwijl de rol van Afrikanen aanzienlijk was. De sterfte aan boord van slavenschepen was vreselijk hoog. Om de overtocht te overleven was de conditie die de slaven hadden voordat ze aan boord gingen het belangrijkst. De tocht in Afrika, lopend naar de kust, was wellicht dodelijker dan de zeereis. De gedachte dat deze slaven vrij waren geweest als ze bijvoorbeeld niet naar Amerika waren vervoerd, is onjuist. Dan waren ze in Afrika slaaf geweest.’

Oostindie: ‘Eind 18e en in de 19e eeuw was een belangrijk deel van de slavenhouders in Suriname en op de Antillen zwart. Dan kun je zeggen: “Wat gek dat zij dat deden.” Nou, ze waren net zo gek als de witte Nederlanders die slaven hielden.’

Pelckmans: ‘Ontwikkelingshulp is ook heel imperialistisch. Wij vinden dat Malinezen op het platteland naar school moeten. Het is niet gezegd dat de bevolking daar iets aan heeft. Een Malinese vrouw van twintig heeft in sommige gebieden niets aan een diploma.’

Heeft slavernij ondanks de ellende ook positieve kanten?

Emmer: ‘Dat is het rare. Er zitten veel vreselijke aspecten aan. Maar op het punt van voedsel was vaak niets mis. Je ging een dure investering niet laten verhongeren. Het dieet van slaven in Noord-Amerika rond 1850 was beter dan wat Fiat-arbeiders in 1939 aten in Italië. Als je skeletten vergelijkt van West-Afrikaanse kinderen in de puberteit met die van leeftijdsgenoten die zijn opgegraven bij slavenkerkhoven dan blijkt dat slavenkinderen langer zijn. En lang zijn betekent: beter eten en minder ziekten. Als je nu aan een lange zwarte basketballer denkt, denk je niet aan een West-Afrikaan maar aan een Noord-Amerikaan.’

Pelckman: ‘Na de aardbeving in Haïti, een land waar veel nazaten van slaven wonen, bood de president van Senegal slachtoffers een stuk land in zijn land aan. Hij stelde dat de Haïtianen dubbel gestraft waren vanwege hun slavenachtergrond en de aardbeving. Aan Senegalezen met slavenafkomst in eigen land zou hij nooit land aanbieden.’

Oostindie: ‘In een systeem dat totaal niet deugt, wordt er tegen de klippen op gewoon geleefd. En dus ook cultuur ontwikkeld. De hedendaagse popmuziek is via de blues en de jazz bijvoorbeeld ook een erfenis van de slavernij.’

Emmer: ‘In het Caribische gebied waren er soms honderden slaven tegenover een paar plantagehouders en opzichters. Het is toch te gek om te denken dat dit functioneerde zonder medewerking van die slaven.’